Het bekende Limburgsche gebak, was oorspronkelijk een offerbrood met vruchtenmoes of honig bedekt, dat dienst deed bij het heidensche lentefeest; het werd later een Paaschgebak. Het Oudhoogduitsche „flado” beteekent „offerbrood”. In de M. E. werden de vladen aan de kinderen verstrekt als belooning bij de Paaschspelen; ook in de kloosters werden ze dan gebakken.
In den vastentijd waren de vlaas met donker pruimenmoes belegd, met Paschen verschenen de witte vlaas. Lit.: J. H. Nannings, Brood- en Gebakvormen en hunne Beteekenis in de Folklore (blz. 117, 151, 169).Knippenberg.