Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vingerhoedskruid

betekenis & definitie

(Digitalis), een plantengeslacht van de fam. der leeuwenbekachtigen; komt met 25 soorten vooral in het gebied van de Middellandsche Zee voor. In onze streken vindt men waarschijnlijk als verwilderde sierplanten met purperen, witgevlokte bloemen D. purpurea en het geel v., D. lutea. Vergiftig.

Gebruik in de geneeskunde De digitalis-preparaten behooren tot de belangrijkste en meest gebruikte geneesmiddelen. Alleen de bladen van D. purpurea zijn officineel; zij worden in het wild verzameld of gekweekt. Ze zijn enkelvoudig, hebben een eirond-langwerpige bladschijf met aan de onderzijde sterk vooruitspringende nerven, een eenigszins gevleugelden bladsteel en een zwak- en onregelmatig gekartelden rand, die aan de onderzijde met een zacht vilt bedekt is. Hun physiologische werking toont onderling groote verschillen; het is niet met zekerheid bekend, waaraan deze te wijten zijn.

Voor hartzwakte is digitalis hét middel, vandaar dat allerlei stoornissen, door hartsinsufficiëntie veroorzaakt, na gebruik van therapeutische doses verdwijnen. Na toediening van grootere hoeveelheden kunnen vergiftigingsverschijnselen optreden: misselijkheid, braken, diarrhee, vermindering der hartsactie. Karakteristiek voor digitalis is, dat deze verschijnselen zich ook kunnen voordoen na herhaalde toediening van op zich zelf onschadelijke hoeveelheden; er treedt cumulatie op: de digitalis-stoffen worden voor een deel in het hart vastgehouden en opgehoopt, waardoor ook te verklaren is, dat de digitalis-werking van vrij langen duur is. Volgens den tegenw. stand van het digitalis-onderzoek zijn vnl. drie glucosiden als de werkzame bestanddeelen van digitalis te beschouwen: digitoxine (digitaline), C42H66O13 of C44H70Q14, gitaline (gitaloside), C17H28O6, en bigitaline (gitoxine) C40H64Q14. Het eerste splitst bij hydrolyse een even werkzaam ontledingsproduct af, nl. digitoxigenine, de beide andere veel minder werkzame stoffen, nl. gitaligenine en bigitaligenine. Verder heeft men nog saponinen, een kleurstof, een oxydase en manniet aan kunnen toonen.

Het aschgehalte is hoog: ca. 10%. Een betrouwbare chemische waardebepaling heeft men nog niet gevonden; vandaar dat men om preparaten met bekende, constante werking te verkrijgen tot physiologische methoden moet overgaan.

In de Ned. Pharm. (51926) worden behalve de digitalis-bladen een digitalis-tinctuur, een digitalis-vloeistof, „digisol”, voor inwendig gebruik en een voor onderhuidsche inspuiting beschreven. Alle moeten gestandaardiseerd zijn. Daarnaast zijn tal van digitalis-preparaten als specialité in den handel, o.a. digalen, eugitalis, digitaline, digitoxine, digipuratine, verodigen, digipan, digitalysatum en digifoline.

Lit.: Bylsma, Hymans van den Bergh, Magnus, Meulenhoff en Roessingh, De Digitalis en hare therapeutische toepassing (Monogr. Rijks Inst. voor Pharmacotherap. Onderz., 1922); Comm. Ned. Pharm. (51926).

< >