Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Viëtor

betekenis & definitie

1° Karl, Duitsch litterair-historicus van de geesteshistorische richting, gespecialiseerd in de studie van het Barok. * 29 Nov. 1892 te Wattenscheid; hoogleeraar te Giessen.

Voorn. werken: Die Lyrik Hölderlins (1921); Geschichte der deutschen Ode (1923); Der junge Goethe (1930); medeuitgever van de reeks Von deutscher Poeterey (1928 vlg.); Probleme der deutsehen Barock-literatur (1928).

2° Wilhelm, Duitsch taalgeleerde. * 25 Dec. 1850 te Kleeberg (Hessen-Nassau), † 22 Sept. 1918 te Marburg a. d. Lahn. Sinds 1884 buitengewoon en sinds 1895 gewoon hoogleeraar in Marburg. Hij wilde het taalonderricht hervormen door vooral op het spreken te letten.

Werken: Der Sprachunterricht musz umkehren (1882); Kleine Phonetik (111920); Elemente der Phonetik des Deutschen, Englischen und Franz. (71923). Weijnen.

< >