Aan de lucht hard geworden slijm, gevloeid uit de verwonde stammen van vsch. soorten van het plantengeslacht Astragalus, fam. Papilionateae: kruiden, halfheesters of kleine struiken, die kenmerkend zijn voor het steppegebied. De planten worden aan de basis van den stam en bovenaan den wortel aangesneden, uit de wonden vloeit een dik-slijmerige massa, welke, tot een witte-tot-bruine, brosse massa opdroogt. De handel onderscheidt vnl.
Syrische en Perzische t., de eerste, die als de beste geldt, is feitelijk afkomstig uit Turkije en W. Perzië; zij is dunbladerig en min of meer wit. De tweede is dikbladerig en min of meer blond. Bestanddeelen van t. zijn: slijmstoffen: arabine en bassorine, zetmeel, cellulose, calcium.
Gebruikt als kleefstof en in de geneesk. o.a. ter bereiding van samengesteld gompoeder, glycerine met tragacanth, koekjes, e.d. T. wordt ook tragant genoemd.Lit.: Comm. Ned. Pharm. (IV 1926).