Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Temperament

betekenis & definitie

1° (Psychol.) De beteekenis van dit woord is bij alle psychologen niet even scherp omlijnd. Toch mogen we veilig aannemen, dat in het temperament meestal de aard van de gevoelsdisposities overwegend is. Men onderscheidt in het gevoelsleven de intensiteit en de duurzaamheid. Sanguinici en cholerici (➝ Constitutietypen) zijn gekenmerkt door den korten duur van de aandoeningen.

Bij de flegmatici en de melancholici zijn de gevoelens van langen duur. Wat de intensiteit aangaat, bij de cholerici en de melancholici is de aandoening sterk, bij de flegmatici en de sanguinici zwak. Deze klassieke opvatting heeft niet alleen weerstand geboden aan meer moderne opvattingen, maar we zien zelfs dat deze theorie in groote lijnen, zelfs physiologisch, niet van allen grond ontbloot is. Natuurlijk is de oude opvatting (Galenus) prijsgegeven, als zou het temperament afhangen van de wijze waarop de vier sappen, bloed, slijm, gal, zwarte gal, in het lichaam vermengd zijn.

De leer der klieren met inwendige secretie biedt echter op meer dan één punt steun aan deze oude voorstelling der feiten. d'Espallier.

2° (Veeteelt). Bij fokdieren is t. een eigenschap, die hun fok- en gebruikswaarde mede bepaalt. Zoo spreekt men van levendig t. (bijv. bij meer edele paarden), een kalm t. (bij werkpaarden, mestdieren). In den regel hangt het t. af van de behandeling der dieren vanaf hun geboorte. Dieren, die erg zenuwachtig, schrikachtig of soms boosaardig zijn, zijn lastig in den omgang en soms gevaarlijk voor hun omgeving. Zenuwachtige dieren hebben ook minder gebruikswaarde (bijv. komen moeilijk in goeden voedingstoestand, zenuwachtige melkkoeien laten zich moeilijk melken).

Verheij.

< >