Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Constitutietypen

betekenis & definitie

Constitutietypen - psycho-physische, menschengroepen met overeenstemmende individueele psycho-physische →constitutie. Type = kenmerk, oerbeeld, grondvorm, wat iets algemeens vertegenwoordigt.

Uiteraard moet het type onder verschijnselen naar voren komen, physisch of psychisch kunnen worden waargenomen en beschreven. De psychophysische c. zijn dus lichamelijk en psychisch gekenmerkt. Er bestaan zuivere c., waarbij al de organische onderdeelen en psychische trekken een harmonieus vast geheel uitmaken en in dezen samenhang bij een deel van de bevolking verschijnen, en gemengde typen, onregelmatige samenstellingen, verschillend van individu tot individu en dus geen eigenlijke typen. De oudste constitutietypen-leer is die der temperamenten (Hippocrates, Aristoteles, Galenus), waarbij de gemoedsaard afhankelijk gesteld werd van lichaamsvochten, gele en zwarte gal, slijm en bloed, vanwaar het cholerisch (1), melancholisch (2), phlegmatisch (3) en sanguinisch type (4). Deze vier-temperamentenleer, met eenigszins gewijzigden grondslag, leefde voort tot in de moderne tijden, alzoo bij Kant en Wundt. De temperamenten verschillen naar intensiteit en tempo. 1 en 2 zijn intens prikkelbaar, 3 en 4 zwak, 1 en 4 met voorbijgaande affectieve reactie, 2 en 3 meer duurzaam.

Steeds werden de temperamenten beschouwd als psycho-physisch overeenstemmend. Nu worden de psycho-physische c. in verband gesteld met toestanden in het sympathisch zenuwstelsel, vagotonie en sympathicotonie, beide met tegengestelde physiologische en psychische kenmerken (Hess). Dit valt samen met c. op endocrinischen grondslag; nevenschildklier, schildklier hypophyseklier, bijnier en geslachtsklier bepalen den levensvorm; systematiseering is nog gebrekkig. Enkel de eerste en de tweede zijn grondslag tot indeeling van c. (E. R. en W. Jaensch): het Tetanoïde en Basedowoïde type gekenmerkt door eigenaardigheden in het voorstellingsleven (eidetisme). Veel succes heeft de leer van Kretschmer, die het verband beschreef tusschen psychisch temperament en den algemeenen lichaamsbouw.

Lichaamsbouwtypen werden reeds vroeger beschreven in Frankrijk (Hallé, Sigard, Thomas), schedeltype, borsttype, buiktype; de best ontwikkelde organen hebben de overheerschende functie, dus psychologisch zijn zij het geestestype, bewegingstype en voedingstype. Hun ontstaan werd aan het milieu toegeschreven in Lamarckistischen zin, niet aan de erfelijkheid, hetgeen deze typenleer als onwetenschappelijk gestempeld heeft. Bij Kretschmer ook drie hoofdtypen van lichaamsbouw en in hooge correlatie hiermee twee bepaalde psychische persoonsbeelden, beide, organisch en psychisch beeld, van endogenen oorsprong, zoodat zij samen den verschijningsvorm uitmaken van een gemeenschappelijke bron: de psycho-physische constitutie. Aan het leptosoom of asthenisch type, gekenmerkt door lang- en dunlijnigheid, magerheid en zwakken bouw, en aan het athletische type, met breede schouders, sterke borst, ontwikkelde spieren en grove beenderen, beantwoordt psychisch de schizothyme aard: ongezellig, ernstig, terughoudend, zonderling, schuw, fijngevoelig en prikkelbaar, vriend van natuur en lectuur; het beweegt tusschen de twee polen, prikkelbaar en stomp. Aan het pyknisch of rond-, kortlijvig type beantwoordt de cyclothyme aard: gezellig, goedhartig, vriendelijk, gemoedelijk en humoristisch; het beweegt tusschen opgewekt en treurig; meer sociaal aangepast, zonder rigorisme, zonder starre beginselen, zonder wijsgeerige bekommernissen, ijverig, doch oppervlakkig. Terwijl over het schizothyme c. nog veel geredetwist wordt, blijkt het pyknisch-cyclothyme c. algemeen aanvaard als vaste wetenschappelijke aanwinst.

L i t.: Sigaud, La forme humaine (1914); L. Mac Auliffe, La personnalité et l’hérédité (I 1932); Walther Jaensch, Grundzüge einer Physiologie und Klinik der psychophysischen Persönlichkeit (I 1926); Ernst Kretschmer, Körperbau und Charakter (101931); Arthur Kronfeld, Lehrbuch der Charakterkunde (I 1932; geeft algemeen overzicht der verschillende stelsels). Fransen.

< >