De eed, door → Thomas Cromwell aan de seculiere en reguliere geestelijkheid op straffe des doods opgelegd, waarbij Elisabeth, dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn, als wettige erfgename van den troon erkend werd (1535).
Successierecht (Ned. belastingrecht) wordt geheven krachtens de meermalen gewijzigde wet van 13 Mei 1859, Stbl. 66. Zij regelt drie verschillende heffingen:
1° Het successierecht, verschuldigd bij verkrijging uit den boedel van een ingezetene des Rijks, bij diens overlijden; sinds 1 Jan. 1937 vallen onder „ingezetenen” ook Nederlanders, die overlijden binnen 10 jaar, nadat zij het Rijk hebben verlaten;
2° Het schenkingsrecht, geheven over hetgeen van een ingezetene bij schenking wordt verkregen;
3° Het recht van overgang, geheven over de waarde van de onroerende zaken binnen het Rijk gelegen, en bij erfenis, legaat of schenking, verkregen van iemand, die niet is ingezetene.
S. is in beginsel verschuldigd over hetgeen men uit een nalatenschap verkrijgt; diverse fictiebepalingen belasten ook verkrijgingen, die niet uit de nalatenschap komen, o.a. sinds 1917 de levensverzekering. Erfgenamen moeten van elke opengevallen nalatenschap een gespecificeerde aangifte doen bij den ontvanger der s. over het laatste domicilie en wel binnen 8 maanden na het overlijden: de zgn. successiememorie. De ontvanger berekent daarop de verschuldigde rechten, die binnen 1 maand na indiening van de memorie moeten worden voldaan. De rechten varieeren van 2,6 tot 37 % van de verkrijging (+20 opcenten), afhankelijk van het bedrag der verkrijging en van de verwantschap tot den overledene (art. 65). De wet bevat diverse vrijstellingen, o.m. voor kinderen, echtgenooten en werknemers (art. 79). De successiememorie moet worden beëedigd voor een kantonrechter (ter keuze). In sommige gevallen kan worden volstaan met een zgn. verkorte memorie (art. 29); voor kleine boedels blijft de eed achterwege (art. 52).
Van een schenking moet aangifte worden gedaan binnen 2 maanden na de schenking; voor kinderen terzake van hetgeen zij ontvangen van hun ouders, binnen 3 maanden na afloop van het kalenderjaar. Schenkingen onder 2 000 gld. zijn vrij van recht. Echter worden schenkingen, gedaan binnen 2 jaar, samengeteld (bij kinderen voor hetgeen zij van ouders ontvangen, binnen 1 jaar). De rechten zijn even hoog als de s.; ook voor het schenkingsrecht bestaan diverse vrijstellingen (art. 80).
Het recht van overgang bedraagt steeds 4 % (+ opc.). Aangifte moet geschieden binnen 8 maanden.
De opbrengst van de rechten van successie, overgang en schenking bedroeg over 1937 : 45.030.184 gld.
Lit.: Sprenger van Eyk — de Leeuw, De Wetgeving op het recht van successie, van overgang enjvan schenking (71930); Klaassen, De Successiewet (51936). M. Smeets.
Belg. belastingrecht Bij het overlijden van een persoon, in België gevestigd, worden zekere rechten geheven op de waarde van al wat verkregen of geërfd wordt in zijn nalatenschap. Deze rechten noemt men s. Onder den naam van „recht van overgang wegens overlijden” worden dezelfde rechten geheven op de waarde van de onroerende goederen, die in België gelegen zijn en in vruchtgebruik of in eigendom geërfd worden van iemand, die in België niet gevestigd is. Het tarief van de s. verandert naargelang van den graad van bloedverwantschap tusschen den erflater en den erfgenaam of legataris, alsook naargelang van het bedrag van het vererfde deel. Deze rechten stijgen progressief en bereiken voor liet s. van ouder op kind 14 % voor liet gedeelte dat 10 millioen frs. te boven gaat. Tusschen broeders en zusters schommelt het recht van 10 % tot 53 %. Voor de andere graden van bloedverwantschap in de zijlinie zijn de rechten nog hooger.
De erfgenamen en algemeene legatarissen zijn verplicht een aangifte van nalatenschap bij den ontvanger der erfenisrechten te doen binnen de zes maanden, volgend op den datum van het overlijden van den erflater. De rechten moeten gekweten worden binnen de twee maanden daarop volgende.
Lit.: Wetten van : 27 Dec. 1817 ; 17 Dec. 1851; 30 Aug. 1913 ; 11 Oct. 1919 : 2 Jan. 1926 ; 2 Juli 1930 ; Kon. Bcsl. 13 Jan. 1933. Verder : Requctte, Traité des Droits de succession (1927); L. Sebnock, Les Droits de suecession (31933). Rondou.