(fundatie, fonds),
a) Algemeen.
Een s. is
1° Een vermogen, dat een bepaalde bestemming heeft, doch geen eigenaar.
2° Een vermogen met een bepaalde bestemming, dat wél een eigenaar heeft (meestal een groote instelling). In dit geval spreekt men meestal van fonds, bijv. pensioenfonds. In het Duitsch spreekt men in dit geval van Zustiftung.
b) Ned. Recht
De Ned. wet veronderstelt wel het bestaan van s. in den eersten zin, doch regelt ze niet systematisch. Gewoonte en rechtspraak hebben echter den regel gevestigd, dat oprichting van s. zonder goedkeuring van staatswege mogelijk is, en dat zij rechtspersonen (→ Persoon, 3°) zijn. De wijze, waarop de s. moet worden beheerd, hangt af van de bepalingen van den stichtingsbrief. De stichter is volkomen vrij, het beheer zoo te regelen, als hij verkiest. Is echter de s. eenmaal tot stand gekomen, dan verliest hij elke, niet bij den stichtingsbrief voorbehouden bevoegdheid, daarin verandering te brengen.
Aan s., wier statuten, stichtingsbrieven of reglementen duurzame verzorging van minderjarigen voorschrijven, kan door den rechter voogdij worden opgedragen (art. 421 B. W.). Voors. ten behoeve van het onderwijs, zie → Studiebeurs.
Een wetsontwerp houdende regeling der stichting is op 5 April 1937 bij de Tweede Kamer ingediend geworden. v. d. Kamp.
c) Belg. Recht
In België onderscheidt men hoofdzakelijk:
1° Stichtingen ten voordeele van den eeredienst;
2° S. ten voordeele van den openbaren onderstand;
3° S. ten voordeele van het onderwijs en meer bepaald van de provinciale commissiën voor studiebeurzen.
De s. ten voordeele van den eeredienst zijn geregeld door het decreet van 30 Dec. 1809 op de -→ kerkfabrieken. Art. 59 van dit decreet voorziet, dat de schenkingen en legaten gedaan aan de kerkfabrieken, onderworpen zijn aan de goedkeuring van den bisschop en aan de machtiging van de regeering.
De stichtingen ten voordeele van den openbaren onderstand zijn thans geregeld door de wet van 10 Maart 1925 op de commissiën van openbaren onderstand. Art. 84 van deze wet voorziet, dat de s. of fundaties onderworpen zijn aan dezelfde goedkeuring of machtiging, als de gewone schenkingen. Voor de gemeentelijke commissiën wordt het advies vereischt van den gemeenteraad en de goedkeuring van de Bestendige Deputatie. Voor de intercommunale commissiën volstaat de goedkeuring van de Bestendige Deputatie. In beide gevallen nochtans wordt de goedkeuring van den koning vereischt, indien het bedrag van de schenking bepaalde sommen te boven gaat.
De stichting van studiebeurzen en de stichting ten voordeele van het onderwijs in het algemeen zijn geregeld door de wet van 19 December 1864, waarin onder meer behandeld worden: de samenstelling van de provinciale commissiën van de studiebeurzen; de wijze van beheer van de stichting en de toekenning der beurzen.
Daarenboven voorziet de wet van 27 Juni 1921 in art. 27, dat iedereen mits de goedkeuring van de Regeering door authentieke akte of door testament al zijn goederen of een deel ervan kan overmaken aan een instelling van openbaar nut, die rechtspersoonlijkheid bezit. Deze rechtspersonen zijn als s. te beschouwen. Rondou.
d) Geschiedenis.
In den tijd van het Klassieke Romeinsche recht was de s. als zoodanig onbekend. De latere Christelijke keizers echter (sinds de 5e eeuw) maakten het mogelijk een s. in het leven te roepen, doch alleen voor weldadige doeleinden (piae causae). In de M.E. bouwde daarna het Canonieke Recht met het oog op de vele kerkelijke instellingen de s. verder uit. Zie verder → Causa pia; Kerkfabriek; Vicarie; Doode hand. v.d.Kamp.