1° Jakob, Zwitsersch wiskundige. * 18 Maart 1796 te Utzenstorf, ✝ 1 April 1863 te Bern. Hij was de zoon van een armen boer; op 14-jarigen leeftijd werd hij, nog vrijwel analphabeet, door Pestalozzi in zijn school te Yverdon opgenomen en onderwezen; daarna studeerde hij te Heidelberg, werd 1829 docent aan de Gewerbeschule en 1834 hoogleeraar aan de univ. te Berlijn. Hij is een der grootste meetkundigen der 19e e. geweest, die vooral veel heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de projectieve meetkunde en van de theorie der algebr. oppervlakken.
Werken: Allg. Theorie über das Berühren und Schneiden der Kreise und der Kugeln (Invoering van de machttheorie, Zürich 1931); Die geometr. Constructionen ausgeführt mittelst der geraden Linie und eines festen Kreises (in: Ostwald’s Klassiker 60; 1913); System. Entwicklung der Abhängigkeit geometr. Gestalten von einander (in: Ostwald’s Klassiker 82, 83; 1896). — Uitg.: Ges. Werke (2 dln. 1881-’82). Dijksterhuis.
2° Rudolf, stichter van de → anthroposophie.* 27 Febr. 1861 te Kraljevec (Hongarije), ✝ 30 Maart 1925 in het Goetheanum te Dornach (Zwitserland). Geboren uit Kath. ouders .verloor hij reeds jong zijn geloof, studeerde natuurwetenschappen te Weenen en Rostock, en was sinds 1897 de voorn. propagandist en invloedrijkste leider der → theosophie in Duitschland, waarbij hij al aanstonds eigen wegen ging.
Ten gevolge van een conflict met Anny → Besant, o.a. om haar volkomen loslaten van ieder Christendom en aanpassing aan het Oosten, stichtte hij in 1913 de Anthroposophische Gesellschaft en gaf in zijn systeem een grootere plaats aan occultisme en helderziendheid. S. geldt onder zijn volgelingen ook na zijn dood als absoluut gezag en leider en wordt weinig minder dan goddelijk vereerd; hem worden ook bovennormale eigenschappen op het gebied van geestelijk kennen toegeschreven. Pauwels.
Lit.: Verhaar, De Moderne Theosofie (1931, 271 vlg.).