Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Staatsboschbeheer

betekenis & definitie

noemt men de bemoeiingen van den Staat met den boschbouw. In sommige landen vérstrekkend ook t.o.v. het privaatbezit, vooral waar het bosch een belangrijke taak vervult als schermbosch, nl. in bergstreken. In Nederland omvat het s. :

1° Het beheer der bosschen en woeste gronden van den staat;
2° De uitvoering der wettelijke bepalingen den boschbouw betreffend;
3° De bescherming van het natuurschoon, waaronder begrepen het toezicht op houtopstanden, voor welker bewaring rijksbijdragen worden verleend ;
4° De boschbouwvoorlichtingsdienst. In de vorige eeuw bleef de staat t.o.v. de boschcultuur afzijdig, de domeinwet van 1848 schreef openbaren verkoop van domeinen dwingend voor. Na de groote landbouwcrisis in de 80’er jaren kwam kentering in de denkbeelden. Het s. werd opgericht in 1899, aanvankelijk tot beheer der weinige overgebleven domeinbosschen bij Breda en van heide en stuifzand op de Veluwe, aangekocht ter bebossching. Het beheer breidde zich voortdurend uit door aankoopen van woeste gronden ter bebossching en van eenige bestaande boschcomplexen. In 1907 volgde een belangrijke uitbreiding der bemoeiingen door verleening van geldelijken steun (renteloos voorschot tot 80% der kosten gedurende 50 jaar) en technische hulp door het s. aan publiekrechtelijke lichamen, vereenigingen en stichtingen van algemeen nut voor bebossching van woeste gronden. In 1917 werd een Noodboschwet uitgevaardigd, ter voorkoming van overdreven veilingen, ter bewaring van natuurschoon en voor de in gevaar verkeerende houtvoorziening der kolenmijnen. In 1922 werd in de plaats dezer noodwet de tegenwoordige Boschwet gesteld. liet s. is belast met de uitvoering. De wet stelde een Boschraad in, een niet-ambtelijk adviseerend College; regelt voorkoming en bestrijding van schade door insecten en de verantwoordelijkheid bij boschbrand door het spoorwegbedrijf; verplicht publiekrechtelijke lichamen en vereenigingen van algemeen nut tot deugdelijk onderhoud van hun bosschen en tot aangifte van voorgenomen veilingen en dunningen; de minister kan deze alsdan verbieden of voorwaarden stellen; regelt de onteigening te algemeenen nutte van houtopstanden ter bewaring van het natuurschoon en machtigt den minister tot het leggen van een kapverbod, hangende de onteigeningsprocedure; regelt het verleenen van rijksbijdragen aan publiekrechtelijke lichamen, vereenigingen en stichtingen van algemeen nut ter bewaring van het natuurschoon gevormd door bosschen en andere houtopstanden.

Op 1 Jan. 1938 ressorteerden onder het s. 51150 ha, waarvan 23 400 ha bosch. Als natuurmonument worden in den bestaanden toestand gehandhaafd ca. 10 000 ha staatsgronden (vogelbroedterreinen, duinen, zandverstuivingen, heiden, plassen, enz.). Op dien datum werd aan 57 gemeenten en 1 vereeniging van algemeen nut renteloos voorschot voor bebossching verleend, onder staatstoezicht kwamen daardoor 19 000 ha, waarvan reeds 13 600 ha beboscht werden. In de jaren 1931-1938 werden in Drente en NoordBrabant ten behoeve der werkverschaffing vsch. complexen aangekocht ter bebossching. Sprangers.

In België hangt het boschbeheer af van het Ministerie van Landbouw. Omvat het Centraal bestuur, den buitendienst en een bijzonderen dienst voor boschbouwproefnemingen (→ Boschbouwproefstation). Het Centraal bestuur heeft als bevoegdheid het algemeen beheer; de ambtenaren worden benoemd bij K. B. en gerecruteerd onder de bezitters van het diploma van ingenieur-agronoom, sectie waters en bosschen, met uitzondering van de lagere bedienden.

De buitendienst heeft in zijn bevoegdheid het plaatselijk beheer en toezicht der bosschen en wouden van den Staat, de gemeenten en de openbare instellingen. Hij is verdeeld in 13 inspecties met aan het hoofd van elk een woudmeester, en in 45 kantonnementen, met 46 houtvesters, en buitendien een zeker aantal adjunct-houtvesters, die in de kantonnementen een proeftijd van drie jaren hebben te volbrengen. De woudmeesters, houtvesters en adjunct-houtvesters worden benoemd bij K. B. en gekozen onder de bezitters van het diploma van ingenieur-agronoom, sectie waters en bosschen. Elk kantonnement telt een zeker aantal lagere beambten, nl. brigadiers-boschwachters en boschwachters, benoemd bij ministerieel besluit en gekozen onder de bezitters van een bekwaamheids-diploma in de boschbouwkunde. Zie → Boschbouwonderwijs. Rondou.

Staats-Brabant, Staats-Limburg, Staats-Vlaanderen Naam van het gedeelte van Brabant, Limburg, Vlaanderen, dat tot de → Generaliteitslanden behoorde.

< >