(Araneida), orde van spinachtige dieren (→ Spinachtigen) met ongeleed achterlijf en spinklieren. De monddeelen dragen gifklieren met krachtige werking (het gif bijv. van één kruisspin kan door injectie ca. 1 000 jonge katten dooden).
De spinklieren monden uit op tepels van het achterlijf. Hierop vindt men de zgn. spinspoelen, dunne buisjes, die bij de kruisspin een draad leveren van 0,000 4 mm dikte, welke aan de lucht stolt.
Vele draden smelten samen tot één relatief zeer sterken en elastischen draad. S. zijn landdieren, slechts enkele soorten vindt men in zeeof zoetwater.
Zij bewegen zich loopende of springende voort; soms ook zwevende op een zweef draad, waarbij afstanden van honderden km kunnen worden afgelegd. Het voedsel bestaat vooral uit insecten; tropische spinnen jagen ook op hagedissen, kikkers, visschen of jonge vogels.
De s. tellen vele duizenden soorten. Naar de levenswijze verdeelt men ze wel in → jachtspinnen en netspinnen.
Zie ook → Huisspin, Kruisspin, Vogelspin. Waterspin, Wolfsspin.
M. Bruna.