Aardewerk, met wit dekkend tinglazuur bekleed, dat in Spanje na den inval der Mooren vervaardigd werd in navolging van de Oostersche faïence, waarvan het de techniek en de versieringmotieven (arabesken, bloemen bladversiering, enz.) grootendeels overnam. Kenmerkend voor de S.-M. c. is de metaalglans.
Naast vaatwerk produceerden de Mooren ook tegels (Sp. azulejos) ter bekleeding van vloeren en binnen- en buitenmuren (bijv. Alhambra te Granada).
De S.-M. c. kwam tot hoogen bloei in de 14e en 15e e.; bekende centra waren Manises, Malaga en Valencia.; na de onderwerping der Mooren handhaafde deze industrie zich in enkele steden tot op onze dagen.In de 15e e. was deze ceramiek van grooten invloed op de ontwikkeling der → majolica. V. Herck.