Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Majolica

betekenis & definitie

In breederen zin kan m. soms beteekenen alle aardewerk bekleed met tinglazuur; het is dan synoniem van → faience; meer algemeen is haar beperktere beteekenis van Ital. aardewerk met tinglazuur; bij deze groep rekent men gewoonlijk ook het aardewerk, dat in andere landen onder rechtstreekschen invloed der Ital. m. vervaardigd werd. Om haar uitstekende technische uitvoering, haar raak geteekend en kleurrijk beschilderd decor, alsmede om de groote verscheidenheid van haar producten (borden, schotels, vazen, kannen, apothekerspotten, muuren vloertegels, reliëfs, enz.) rekent men de m. onder de beste voortbrengselen der ceramiek. De naam is ontleend aan het eiland Mallorca, een stapelplaats, vanwaar, vooral in de 15e eeuw, veel Spaansch-Moorsch aardewerk naar Italië uitgeyoerd werd.

Hoewel het tinglazuur en de → mezza-majolica waarschijnlijk reeds vroeger in Italië bekend waren, oefende deze invoer grooten invloed uit op de verdere ontwikkeling der m. Tijdens de 15e eeuw zijn Siena, Florence en Faenza de voornaamste centra der majolica-industrie; in deze eerste periode verraden nog vele versieringsmotieven Perzische en Spaansch-Moorsche modellen. Voor de plastische werken zie Luca della → Robbia.

Tusschen 1530 en 1560 valt de bloeiperiode. Te Urbino en te Gasteldurante ontwikkelde zich een nieuwe stijl (de zgn. Urbino-stijl), die spoedig ook elders toegepast werd: in warme, krachtige kleurencombinaties werd het aardewerk met allegorische en mythologische figuurvoorstellingen beschilderd.

In navolging van het Spaansch-Moorsch metaalluster bekleedden Deruta en Gubbio hun vaatwerk met paarlemoerachtige glans en robijnluster.Tijdens de 17e eeuw komt de majolica, o.m. te Savona, onder den invloed van het Chineesch porselein, terwijl in de 18e eeuw de fabriek van Castelli trachtte Europeesch porselein na te bootsen.

Rond 1500 vestigden zich Ital. majolica-bakkers in Spanje, Frankrijk en de Nederlanden (o.m. te Antwerpen, waar reeds in 1510 Guido Savino uit Casteldurante werkzaam was); deze Ital. werkplaatsen waren de oorsprong der bloeiende faience-industrie in West-Europa tijdens de 17e en 18e eeuw. Zie afb. 4 op de pl. t/o kol. 240 in dl. VII.

Lit.: O. von Falke, Majolika (21907) ; G. Ballardini, Corpus della Maiolica Italiana (I 1933); B. Rackham, A guide to Italian Maiolica (1933). Tijdschrift: Faenza (sedert 1913). V. Herck

< >