1° Adam, grondlegger der economie als wetenschap. * 6 Juni 1723 te Kirckaldy in Schotland, † 17 Juli 1790 te Edinburgh. Studeerde te Glasgow en Oxford.
Prof. te Glasgow. In 1764 maakte hij met den jongen hertog van Buccleugh een reis door Europa, tijdens welke hij in Frankrijk in aanraking kwam met → Quesnay, wiens physiocratische leerstellingen van grooten invloed zijn geweest op zijn econ. opvattingen.
Zijn wereldberoemd boek over den rijkdom der volken, een meesterwerk in zijn soort, waaraan hij tien jaren arbeidde, verschafte hem den naam van Vader der Staathuishoudkunde. In zijn critiek op het Mercantilisme was hij onnoodig scherp en niet geheel rechtvaardig.
Zijn theorie omtrent de zedenleer, welke hij op onveranderlijke natuurwetten baseerde, die den mensch uit eigen beweging aanzetten tot wat goed voor hem is, bracht hem er toe het eigenbelang als de groote drijfkracht in het econ. leven te erkennen, waaraan geen belemmering in den weg mag worden gelegd, zoodat op dit gebied de grootst mogelijke vrijheid heerschen moet. Zie voor de verdere uitwerking van zijn leer, waarmede hij de stichter werd der zgn.
Klassieke school, het art. → Liberalisme.Voorn. werken: Theory of moral sentiments (1759); An inquiry into the nature and the causes of the wealth of nations (1776).
Lit. : Oneken, Ad. S. in der Kulturgeschichte (1874): Rae, Life of A.S. (1895); Small, A.S. and modern sociology (1907); Handwörterb. der St.-W.; Staatslexikon (IV 1931).
Borret.
2° George, Eng. Assyrioloog. * 26 Maart 1840 te Londen, † 19 Aug. 1876 te Aleppo. Als kopergraveur was hij Rawlinson behulpzaam bij de uitgave van de Cuneiform Inscriptions of Western Asia; hij kreeg zooveel interesse in deze nieuwe wetenschap, dat het Britsch Museum hem sinds 1866 als assistent de gelegenheid schiep tot verdere studie. Hij ontcijferde vele nieuw ontdekte teksten (o.a. het Babylonische zondvloedverhaal op de 11e tafel van het Gilgamesj-epos) en deed meerdere opzienbarende vondsten. Driemaal maakte hij een reis naar het Oosten; deed uitgravingen in Mossoel (Ninive); op zijn derde reis bezweek hij aan de pest.
Werken: Assyrian Discoveries (1875; 1883); History of Assurbanipal (1871) ; Assyria from the earliest times to the Fall of Niniveh (1875): Eponym canon from the death of Salomon to Nebuchadnezzar (1875); na zijn dood door Sayce uitgegeven : History of Babylonia (1877); History of Sennacherib (1878).
Alfrink.
3° Sir Henry („Harry”) George Wakelyn, Britsch-Afrikaansch krijgs- en staatsman. * 28 Juni 1787 te Whittlesey (Eng.), † 12 Oct. 1860. Officier in 1805, deed dienst in Z. Amerika, Spanje, Frankrijk, N. Amerika en te Waterloo; in 1828 aan de Kaap in den zesden Kafferoorlog (1834-’36). Benoemd tot gouverneur van het O. gedeelte der Kaapkolonie, koos hij de zijde der Boeren inzake Kafferbeleid en werd hierom ontslagen door de Rijksregeering te Londen en als militair overgeplaatst naar Britsch-lndië (→ Aliwal). 1847-’62 gouverneur der Kaap-kolonie en hooge commissaris in het overige Z.Afrika. Hij trachtte de Boeren, die republieken gesticht hadden in Natal en Oranje-Vrijstaat, te bewegen onder het Britsche gezag terug te keeren. Zij weigerden: Pretorius verdreef de Engelschen uit de door S. gestichte Oranje-rivier-Suzereiniteit en werd vogelvrij verklaard. In den slag bij Boomplaats (1848) werden de Boeren verslagen, die daarop over de Vaal trokken en de Z.Afrik. Republiek stichtten. S.erkende haar onafhankelijkheid bij de Zandrivier-Conventie (1852); hij keerde terug naar Engeland.
Lit.: J. Noble, South Africa (1877) ; Theal, Gesch. van Z. A. (IV).
Besselaar.
4° Hobbe, Ned. kunstschilder. * 7 Dec. 1862 te Witmarsum. In 1875 met zijn familie naar Amsterdam gekomen, waar zich zijn talent voor teekenen openbaarde. Bezocht de Quellinusschool en de Academie. Verdere studies bij Verlat. Subsidie van de koningin. Schilderde stadsgezicht, het water, landschap. Een vlot en vruchtbaar talent, wiens werk door de burgerij gezocht werd. Engelman.
5° Joe, stichter der → Mormonen.
6° Sydney, Eng. Anglic. geestelijke en schrijver. * 3 Juni 1771 te Woodford (Essex), † 22 Febr. 1845 te Londen. Studeerde te Winchester en Oxford. Parochiegeestelijke te Nether Avon, tevens huisleeraar. Later te Edinburgh, waar hij studeerde en preekte. Daarna verbleef hij te Londen, Yorkshire, Bristol, en ten slotte weer te Londen, waar zijn schitterende preeken algemeen beroemd werden. Onderscheidde zich door zijn edelmoedigen strijd voor de rechten der Katholieken en voor sociale rechtvaardigheid.
Werken: Six Sermons (1800) ; Peter Plymley’s Letters (1807; tegen de bestrijders der Kath. emancipatie) ; A letter to the electors upon the Catholic Question (1820) ; A fragment on the irish R. Catholic Church (1845) ; Sermons at St. Paul’s (1846). In 1802 stichtte S. de Edinburgh Review.
Etman.
7° William Sidney, Eng. admiraal. * 21 Juni 1764 te Westminster, † 26 Mei 1840 te Parijs. Al in 1780 bij de Eng. marine; versloeg 1790 inZweedschen dienst de Russ. vloot bij Svensksund. Na de verovering van Toulon (met Hood) haalde S. als gezant in Konstantinopel den sultan over tot een verbond tegen Frankrijk. Hij belette daarna de verovering van Akka (Syrië) door Napoleon en dwong Menou tot het verdrag van Alexandrië, waardoor de Franschen Egypte moesten ontruimen. In 1807 leidde S. een vlootexpeditie tegen de Franschen in Portugal; 1821 benoemd tot admiraal.
F. Claassen.