Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Schlegel

betekenis & definitie

August Wilhelm, Duitsch romantisch dichter, criticus en taalgeleerde; broer van 3°, echtgenoot van 5°. * 5 Sept. 1767 te Hannover, ♱ 12 Mei 1845 te Bonn als hoogleeraar in de Oriëntalistiek. De letterkundige productie van S. [Gedichte 1800); Jon (tragedie) 1803] was spoedig verouderd; zijn vertalingen uit Shakespeare (1797 vlg.) en Calderon (1803) waren medebepalende factoren van de West-Europeesche Romantiek (S. was de letterkundige Mentor van Mme de Stael); zijn critische opstellen, in hoofdzaak in het eigen tijdschrift Athenaeum, formuleerden de romantische poetica, in bewuste reactie tegen Lessing en vooral Schiller, met wien hij aanvankelijk bevriend was (Vorlesungen über schóne Lit. und Kunst, 1801 vlg.; Vorlesungen über dramatische Kunst und Lit., 1803 vlg.; nieuwe uitg. d.

Amoretti 1923).Uitg.: Deutsche Schriften, d. Böcking (12 dln. 1846 vlg.); Keuze-uitg. d. Sauer (1923); Briefe, d. J. Körner (1926-’30). Lit.: J. Körner, Die Brüder S. (1926 vlg.); A.

Besenbeck, Kunstanschauung und Kunstlehre A. W. S. (1930); J. Körner, S. und der Katholizismus (1928).

2° Dorothea, geb. Mendelssohn. * 24 Oct. 1763 te Berlijn, ♱ 3 Aug. 1839 te Frankfort a.M. Eerst gehuwd met S. Veit, later (1804) met Fr. Schlegel (zie 3°), met wien zij zich (1808) tot het Katholicisme bekeerde. Haar fragment gebleven roman Florentin (1801) beïnvloedde o.m. het werk van Eichendorff (nw. uitg. d. Kluckhohn 1933).

Uitg.: Briefwechsel, d. J. M. Raich (1881); Briefe (1926). Lit.: H. Finke, D. S. (1918).

3° Friedrich, critisch leider van de vroegste Duitsche Romantiek; broer van 1°, echtgenoot van 2°. * 10 Maart 1772 te Hannover, ♱ 12 Januari 1829 te Dresden.

Sinds zijn bekeering (1808) de sterkste kracht in de Oostenrijksche Kath. heropleving. De jeugd van S. wordt beheerscht door zijn strijd voor de Romantische kunstleer, vooral in de eigen tijdschriften Athenaeum (1798-1800) en Europa (1803).

Als scheppend kunstenaar brengt hij het genre der aphorismen (Fragmente) in zwang; probeert de tragedie (Alarcos, 1803), een bundel Gedichte (1809) en een auto-biographisch roman-fragment Lucinde (1799). In de geschiedenis der taalkunde is zijn Ueber die Sprache und Weisheit der Inder (1808) het uitgangspunt eener vergelijkende methode, die later door Bopp, Rask en Grimm zou worden uitgediept.

Uitg.: Prosaische Jugendschriften, d. J. Minor (1882); ausgewählte Werke, d. E. Sauer (1922).

Lit.: C. Enders, F. v. S. (1913); B. v. Wiese, F. S. (1927); O. Mann, Der junge F. v.

S. (1932); A. Schlagdenhauffen, F. S. et son groupe (1934).

4° Johannes Elias, Duitsch dramaturg van de anti-Gottsched-richting, vroeg waardeerder van Shakespeare en navolger van diens blanke vers; oom van 1° en 3°. * 17 Jan. 1719 te Meiszen, ♱ 13 Aug. 1749 te Sorö.

Voorn. werken: Aesthetische und dramaturgische Schriften (nw. uitg. in de Deutsche Literaturdenkmale 1926). Lit.: H. Bünnemann, J. E. S. (1928).

5° Karoline, geb. Michaelis. * 2 Sept. 1763 te Göttingen, ♱ 7 Sept. 1809 te Maulbronn. Van 1796 tot 1803 gehuwd met 1°, later met F.W.J. von Schelling, en als zoodanig een aantrekkelijke figuur uit de Jena-Romantiek.

Lit.: E. Schmidt, Briefe aus der Früh-Romantik (1912); Buchwaldt-Huch, Carolinens Leben (1915).

< >