1° George, eigenlijk Lucie Aurore Dupin, baronne Dudevant, romanschrijfster van de romantische richting. * 1 Juli 1804 te Parijs, ✝ 8 Juni 1876 op het slot Nohant (Berry). Haar oeuvre omvat: hartstochtelijke lyrische romans, sociale en landelijke romans.
Tot de eerste behooren Indiana (1831), Lélia (1833), Jacques (1834), Mauprat (1837), waarin ze de onbeteugelde passie verdedigt en welke voor velen een bron van onherstelbaar zieleonheil zijn gebleken. Te Nohant gevestigd sinds haar liaison met Musset (1833-’35), ondergaat ze den invloed van de sociale philosophie van Lamennais en Pierre Leroux.
Hieruit groeien socialistisch gevoelerige romans, o.a. Le Meunier d’Angibault (1845).
Haar buitenleven inspireerde haar eindelijk ook landelijke romans, die het minst doode deel van haar zeer omvangrijk oeuvre uitmaken: La Mare au Diable (1846), La petite Fadette (1849), François le Champi (1850), Les Maîtres sonneurs (1852).Uitg.: Correspondance (6 dln. 1882-’84); Oeuvres 48 dln.); Correspondance de G. S. et d’Alfred de Musset 1904).
Lit.: E. Seillière, G. S. mystique de la passion, de la politique et de l’art (1920); Wladimir Karénine, G. S.: sa vie et ses oeuvres (4 dln. 1927); Dorrya Fahmy, G. S. auteur dramatique (1935); M. Moret, Le Sentiment religieux de G.
S. (1936). Willemyns.
2° Karl Ludwig. * 5 Oct. 1795 te Wunsiedel, ✝ 20 Mei 1820 te Mannheim. Hij studeerde in de theologie te Tübingen, Erlangen en Jena en was een der leiders van de Duitsche studentenbeweging (Burschenschaft). Dwepend met godsdienst, vrijheid en vaderland, vermoordde hij te Mannheim August von → Kotzebue (1819), die een aanval tegen de academische vrijheid gericht had en die verdacht werd een spion van Rusland te zijn. Hij werd ter dood veroordeeld en onthoofd.
Lit.: K. L. S. dargestellt durch seine Tagebücher und Briefe von einigen seiner Freunde (1821); K. A. von Müller, K. L. S. (1924). Bousse.