Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

George

betekenis & definitie

George - hoofdplaats van gelijknamig bestuursdistrict der Kaapprovincie, gesticht in 1811, tusschen Mosselbaai en Knijsna; opp. 2.536 km2. Een oudtijds rustig Afrik, boerendorp, met zwaar geboomte langs breede straten en open watervoren; graanbouw en veeteelt.

Baden. George Frederik, markgraaf van BadenD u r 1 a c h; * 1573, ✝ 1638 te Straatsburg; ijverig lid der Prot. vorsten-unie in den Dertigjarigen oorlog; gaf het bestuur over zijn land in 1622 aan zijn zoon Frederik, om zich geheel aan den krijg te kunnen wijden. Werd door Tilly verslagen bij Wimpfen (6 Mei 1622). Trad later op als legeraanvoerder in het Deensche tijdperk; zijn troepen werden door Tilly en Wallen stein in N. Duitschland vernietigd en dan trekt hij zich terug in een rustig leven te Straatsburg.

Lit.: Ledderhose, Aus dem Leben des Markgrafen G. Friedrichs von Baden (1890).v. Gorkom. Engeland. George I, koning van Engeland (1714-’27), als keurvorst van Hannover George Lodewijk; * 1660 te Hannover, ✝ 1727 te Osnabrück; volgde in 1698 zijn vader Ernst August op als (tweede) keurvorst van Hannover, verkreeg door het huwelijk met zijn nicht Sophia Dorothea (1682), de zgn. prinses van → Ahlden, ook het hertogdom Celle. Als achterkleinzoon van koning Jacob I in de vrouwelijke lijn kwam hij vlg. de bedoeling van de Act of Settlement (1701) op den Eng. troon, ondanks zijn geringe begaafdheid voor die hooge taak. Hij was een ruwe, bekrompen landjonker van een weinig edelmoedig karakter, die sterk aan Hannover bleef hechten en niet de minste moeite deed om zich bij het Eng. wezen aan te passen; zelfs de Eng. taal sprak hij niet („I cannot speak English” ) en zijn Duitsche minnaressen maakten hem weinig geacht.

Het ministerie der Stuartsgezinde Tories moest plaats maken voor de Whigs, die voortaan in de regeering bleven met zeer ruime bevoegdheden, welke de nieuwe koning zonder bezwaar aan zijn ministers toekende, hetgeen de democratische ontwikkeling der Eng. staatsinstellingen sterk beïnvloedde. Van 1721 tot 1742 regeerde de bekwame Robert Walpole als leider der Whigs, die in de buitenlandsche politiek den vrede van Utrecht en het Europ. evenwicht handhaafde. Het parlement kreeg in 1716 een zittingsduur van zeven jaren om het tegen de lagen der Stuartsgezinden te vrijwaren. Op doorreis tusschen Eng. en Hannover kwam G. I dikwijls over Ned. gebied.

Lit.: Lecky, Hist. of Engl. in the 18th century (8 dln. 1878’-90); Thackeray, The four George’s (1856); Melville, The first George (2 dln. 1908); Imbert Terry, A constitutional king. George I (1927); Williams, The establishment of the Hanoverians, in The Oxford hist. of England.

v. Gorkom. George II, koning van Engeland (1727-’60), zoon van George I; * 1683 te Herrenhausen bij Hannover, ✝ 1760 te Londen; was als persoon niet veel beter dan zijn vader en bleef aan Engeland vrijwel vreemd; liet de Whigs aan de regeering. Hij was gehuwd met de schrandere prinses Carolina van Ansbach (f 1737), die een grooten politieken invloed uitoefende. In den Oostenr. Successie-oorlog stond hij aan de zijde van Maria Theresia; onderscheidde zich persoonlijk in den slag bij Dettingen (27 Juni 1743), waarin de Franschen de nederlaag leden. In 1746 mislukte de inval van Karei Eduard Stuart in Schotland.

Den Zevenjarigen oorlog voerde hij uitsluitend met het oog op de Hannoversche belangen. De groote Engelsche belangen en de persoon van William Pitt werden door George II niet begrepen. In 1734 stichtte hij de univ. te Göttingen, de Georgia Augusta. Zijn dochter Anna huwde met den Frieschen stadhouder Hendrik Karei Willem, Willem IV (1734).

Lit.: Horaee Walpole, Memoirs of the reign of G. II (3 dln. 1848-1851); Mae Carthy, Hist. of the four Georges (4 dln. 1884-1901); Wilkins, Caroline, queeh consort of G. II (2 dln. 1901).

v. Gorkom. George III, William Frederick, koning van Groot-Brittannië en Ierland (1760-1820), tevens keurvorst en na 1814 koning van Hannover; * 1738 te Londen, ✝ 1820 te Windsor. Kleinzoon van George II. Op 13-jarigen leeftijd verloor hij zijn vader en, onder voogdijschap zijner moeder, werd hij opgevoed door lord > Bute, die geen rekening hield met zijn niet zeer gelukkigen aanleg en evenmin met zijn toekomstige waardigheid. Dat onder zijn bestuur het Britsche Rijk zich in alle opzichten buitengewoon ontwikkelde, was dan ook niet zoozeer toe te schrijven aan zijn persoonüjken invloed, als aan den loop der gebeurtenissen en aan de groote staatslieden en krijgsoversten, die hun talenten te zijner beschikking stelden. Aanvankelijke tegenslagen in de politiek (Amerikaansche opstand 1775-’83) en zijn absolutistische neigingen maakten G.

III impopulair. Sedert Dec. 1783 bezat hij echter in William Pitt den Jongeren een voortreffelijken eersten minister, die tot 1806 practisch onafgebroken aan het roer bleef; deze verstevigde het parlementair stelsel en won het vertrouwen van het volk op de regeering terug, bracht de reëele Unie tot stand tusschen Gr.-Brittannië en Ierland (1801), en voerde een onmeedoogenden strijd tegen de Fransche Revolutie en Napoleon I. De door Pitt toegezegde emancipatie der Katholieken wilde G. III niet toestaan. Intusschen had hij reeds een paar keeren aan verstandsverbijstering geleden; tegen het einde van 1810 was zijn verstand geheel en al verdwenen. Dientengevolge werd de prins van Wales 29 Jan. 1811 tot regent verklaard en de koning onder de hoede gesteld van zijn gemalin Charlotte Sophie v.

Mecklenburg-Strelitz en van den hertog van York in het paleis te Windsor. Het huiselijk leven van den koning was voorbeeldig en onberispelijk.

Werken: Correspondence of G. III with Lord North (uitg. Donne, 2 dln. 1867); Correspondence of G. III, from 1760 to 1783 (uitg. Fortescue, 6 dln. 1927-’28).

Lit.: F. Mae Carthy, Hist. of the four Georges (4 dln. Londen 1884-1901); B. Wilson, G. III as man, monarch and statesman (1907). Uitvoerige bibliogr. in The Cambridge Modern History (VI Cambridge 1925).

Lousse.

< >