(Lat., = P. de volder, naar zijn ambacht als monnik), Monophysietisch patriarch van Antiochië; ♱ 488. Bemachtigde den zetel van Antiochië; herhaaldelijk verjaagd en weer hersteld. Hij voegde aan het Trisagion: Eere zij den Vader enz., de woorden toe: die voor ons gekruisigd zijt, wat natuurlijk dogmatisch verkeerd is.
Lit.: Kirsch, Kirchengesch. (I 1930). Franses.