(Aartsvader).
A) Bijbelsche patriarchen.
Met dezen naam worden bedoeld:
a) Gewoonlijk de stamvaders van het Israëlietische volk: → Abraham, → Isaac en → Jacob.
b) Soms de tien stamvaders van vóór den Zondvloed: Adam, Seth, Enos, Kaïnan, Malaleël, Jared, Henoch, Methusalem, Lamech, Noë (Gen. 5). De in den Bijbel aangegeven hooge ouderdom dezer p. heeft nog geen in alle opzichten voldoende verklaring gevonden. De beoordeeling der geslachtslijsten is eveneens verschillend. Wel schijnt een bepaald systeem door de samenstellers bedoeld te zijn.
c) De twaalf zonen van Jacob in het apocrief geschrift: Testamenten der twaalf patriarchen. Daarin geeft ieder van hen een overzicht van zijn leven, vermaningen om een bepaalde zonde te vermijden of een bijzondere deugd te beoefenen en ten slotte een voorspelling over de toekomst van zijn stam. In het oorspr. geschrift, dat van Joodsche afkomst is en geschreven werd in de 2e of 1e eeuw v. Chr., werden later Christelijke interpolaties verwerkt. Behoudens enkele fragmenten is de Hebr. of Aram. tekst verloren gegaan en is het werk alleen bewaard in een Grieksche, Armeensche en Slavische vertaling.
Lit. : R. H. Charles, The Test. of the Twelve P. (1908); E. Kautzsch, Die Apokryphen und Pseudepigraphen des A. T. (II, 458-506).
Iconographie De geschiedenis van de p. van het Oude Verbond is behandeld in het mozaïek van S. Maria Maggiore te Rome en komt veelvuldig voor in de middeleeuwsche portalen1 der Fransche kerken (Arles, Chartres) en die daarvan afhankelijk zijn (St. Jan, Den Bosch). Vnl. echter vinden de p. afzonderlijk een plaats; zie op hun eigen naam.
Lit. : L. Bréhier, L’art chrét. (21928); A. Michel, Hist. de l’art (reg. 236). p.Gerlachus.
B) Kerkelijke waardigheid.
1° Historisch.
De bisschoppen van de groote steden Alexandrië en Antiochië stonden uiteraard al spoedig boven de metropolieten (→ Aartsbisschop) van heel de omgeving resp. Egypte en Syrië, terwijl Rome (afgezien nog van het primaat) de hoofdzetel van het Westen was. Hun jurisdictie werd officieel erkend op het Concilie van Nicea 325. Zij bleven steeds hun recht van voorrang gronden op stichting door S. Petrus (Rome en Antiochië rechtstreeks, Alexandrië door Petrus’ leerling Marcus). Toch zal de beteekenis der steden zelf feitelijk wel het meest hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van de machtspositie dier bisschoppen. Zoo is het te begrijpen, dat Konstantinopel sinds de 4e e. naar voorrang streefde in geheel het Oosten. Op de Concilies van 381 en 451 werd die voorrang geschonken, maar door Rome niet erkend (→ Konstantinopel, patriarchaat). In Chalcedon 451 kreeg ook Jerusalem voorrang en jurisdictie over metropolieten. Konstantinopel liet zich, ondanks Rome, steeds meer gelden. Zoo waren er in de 5e e., Rome meegerekend, 5 oppermetropolieten en tegen het eind dier eeuw kwam voor die waardigheid en macht de titel p. in gebruik. Tijdelijk is → Aquilea (zie ald.) ook patriarchaat geweest. Tijdens de Kruistochten (4e Conc. van Lateranen) werden in plaats van de door den Islam vernietigde kerken Lat. patriarchaten opgericht, maar deze konden zich na de Kruistochten niet handhaven. Zij behielden echter den titel en behalve dien van Jerusalem, die in 1847 den zetel weer kon innemen, verblijven nog steeds Lat. titulair-patriarchen van Konstantinopel, Alexandrië en Antiochië aan de Romeinsche Curie. Daarnaast zijn er in het Oosten drie geünieerde p. van Antiochië (voor de Melchieten, Maronieten en Syriërs), verder een Armeensche, een Chaldeeuwsche en een Koptische (allen geünieerd; de schismatieke blijven hier buiten bespreking). In 1886 verwierf de bisschop van Goa den titel van p. van Oost-Indië. P. van West-Indië heette de grootkapelaan of legerbisschop van Spanje (de aartsbisschoppen van Toledo voerden dien titel van 1540 tot 1920). Naast dezen laatsten gelden als zgn. kleine p. de bisschoppen van Venetië en Lissabon.
Lit.: in Lex. Theol. Kirche ; Smit en Post, Het Vaticaan (1932). Franses.
2° Kerkrechtelijk.
P. hebben jurisdictie in den Oosterschen ritus, zijn zonder jurisdictie in den Westerschen ritus (Jerusalem, Goa, Lissabon en Venetië hebben jurisdictie, maar niet als patriarch). In den Oosterschen ritus benoemt ieder der zes p. de bisschoppen van zijn ritus ; dezen worden dan door den paus bevestigd. Zij zelf worden gekozen in een Synode der bisschoppen en door den paus bevestigd in het eerstvolgende consistorie. Hun titel is: Zijne Zaligheid. Zij hebben rechtsmacht over heel den ritus: deze rechtsmacht zal in den Codex voor de Oostersche Kerk definitief worden vastgelegd.
In den Westerschen ritus is het eenig recht der p. de voorrang boven primaten en aartsbisschoppen; zij moeten, ofschoon titulair, opgeroepen worden voor een algemeene kerkvergadering. Drehmanns.