(Fr.; < Lat. petra = steen), oorspr. groote steen als voetstuk voor een zuil, kruis, enz., steenen monument; vandaar ook stoep of bordes voor een kerk of gebouw; tegenw. meestal stoep langs een spoorbaan, ook balkon of platform van een tram. In zijn eerste beteekenis werd p. (Mnl. peroen of piroen) o.a. gebruikt voor een monument om een overwinning te gedenken of om als jurisdictieen machtsteeken te dienen. Aldus kreeg Luik een p., doordat Karel de Stoute de stad aan zich onderwierp; vóór de Fr. Revolutie stond zulk een p. op het Vrijthof te Maastricht nabij de gerechtsplaats,
p. Gerlachus.
Lit.: Viollet-le-Duc, Dict. d’Archit. (VII).