Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Parodie

betekenis & definitie

(< Gr., = tegengezang),

1° Dichtwerk, dat een bepaald ernstig bedoeld genre of dichtwerk belachelijk tracht te maken door er den uiterlijken vorm (techniek, stijl) van na te bootsen, maar toegepast op een hier niet mede overeenkomenden inhoud. Vooral het → epos heeft het moeten ontgelden. In de Oudheid werd Homerus geparodieerd door de Batrachomyomachia, Euripides door Aristophanes. De middeleeuwsche vagantenpoëzie bevat ook p. De Amadis-romans kregen hun p. in Cervantes’ Don Quichote, het Ital. Renaissance-epos in De Gestolen Emmer van Tassoni. Zie → Komisch epos. In de Ned. letterkunde: Comelis → Paradijs (Fred. van Eeden), Grassprietjes, op de domineespoëzie. Zie ook → Travestie.

Lit.: J. W. Müller, Navolging en p. van heldenepos en ridderroman (in : Tijdschr. Ned. Taal en Letterk., Lil 1933); P. Lehmann, Die P. im Mittelalter (1922; met teksten, 1933) ; P. H. Schröder, P. in de Nederlandsche Lett. (1932). v. d. Eerenbeemt.

2° In de muziek het spottend nabootsen van een werk of een compositietechniek door het aandikken der stijleigenaardigheden, zoodat het geheel, zonder den vorm te verliezen, een onevenwichtig beeld vertoont. In de 16e eeuw, vnl. sedert het tweede kwart, noemt men p. de nabootsing zonder satyrische bedoeling. De missa parodia is alsdan het druk beoefende genre, waarin de mis wat de thema’s, de bezetting en vaak zelfs de stemvoering betreft, geheel wordt geïnspireerd door een voorafbestaand motet, chanson of madrigaal. Lenaerts.

< >