Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Ouderplichten

betekenis & definitie

Onder dit woord begrijpen wij alles, wat de ouders aan hun kinderen verschuldigd zijn krachtens de deugd van pietas, piëteit. Vgl. → Kinderplichten. Zie C.I.C., can. 1113. Dit geldt ook in het alg. tegenover onwettige kinderen.

a) Oprechte liefde beziele de ouders, om waarachtig goed aan hun kind (in den regel aan allen op gelijke wijze) te wenschen en te bezorgen, verre van ze voortdurend barsch toe te spreken of te mishandelen.
b) Plichten van lichamelijken aard. Reeds vóór hun huwelijk zullen de toekomstige ouders zich onthouden van losbandigheid en alcoholmisbruik, die door erfelijkheid een schadelijken invloed op hun kroost kunnen hebben. Het ontvangen kind moeten zij beveiligen tegen miskraam, verre van ooit rechtstreeksche vruchtafdrijving (→ abortus) te plegen. Zooveel mogelijk, is de moeder verplicht zelf haar kind te voeden. Ook om de kindersterfte tegen te gaan, zorgen beide ouders voor gezondheid en passende lichamelijke opvoeding; zij moeten door hun werk en geld hun kinderen onderhouden, zoolang deze niet behoorlijk hun eigen kost verdienen kunnen; en ze in staat stellen, door studie of het aanleeren van een ambacht, om later door hun werk een behoorlijk bestaan te hebben; ook tot dit doeleinde behooren de ouders uitzet en erfenis te bezorgen. Dat zij alle geldelijke zaken nauwkeurig bepalen, om te voorkomen dat na hun dood tweedracht ontsta tusschen broeders en zusters.
c) Plichten van godsdienstigen en zedelijken aard. De ouders zorgen er voor, dat hun kind het heilig Doopsel tijdig ontvange (dit geldt ook voor de kleinste levende menschelijke vrucht: C.I.C. can. 747). Naarmate het opgroeit, leeren zij het de eerste godsdienstbegrippen en sturen het naar het catechismusonderricht en naar een Kath. school (C.I.C. can. 1374). Zij zorgen voor regelmatig bidden, Mis-hooren, biechten en communiceeren, zonder zich evenwel met eigenlijke gewetenszaken te bemoeien.

Tot de opvoeding en karaktervorming werken vader en moeder eenstemmig samen, met kracht en goedheid tevens, om geen zwakkelingen of „bedorven kinderen” op te kweeken, om de gebreken te verbeteren en uit te roeien. Meer nog dan door hun woorden, zullen zij daarin slagen door hun alleszins goed voorbeeld, en door hun gebed, dat Gods genade voor dit moeilijk werk bekomt. De opvoeding is op de eerste plaats de taak der ouders, niet van den Staat. Zie de encycliek van Pius XI over de opvoeding (31 Dec. 1929).

De ouders moeten streng toezicht houden op de eventueele gelegenheden tot bederf, als dienstboden of speelgenooten, lectuur en gezelschap, bezoek van herbergen en sportvelden, schouwburgen en bioscopen, enz. Te dien einde geven ze aan de jongelingen niet te veel geld op zak, maar trachten hen een gezond verzet in de familie zelf of in goede kringen te doen smaken. Op tijd en stond verstrekken de ouders, matig en voorzichtig, geslachtelijke voorlichting. De moeder let op de zedige kleederdracht der meisjes, en duldt geen gevaarlijke bijeenkomsten of lichtzinnigheid, ook niet in de kennismaking vóór het huwelijk. Eindelijk eerbiedigen de ouders de rechtmatige vrijheid der kinderen in de keus van een levensstaat, maar komen bijv. krachtdadig op tegen een huwelijk, dat op zich zelf zondig is.

Slechts wanneer de ouders een ernstige opleiding tot godsvrucht en tot kuischheid gegeven hebben, mogen ze hopen later genoegen aan hun kinderen te beleven; slaan dezen toch een slechten weg in, dan hebben de ouders zich niets te verwijten, maar mogen verwachten, dat door den blijvenden invloed der eerste opvoeding de afgedwaalden althans later tot inkeer zullen komen. Salsmans.

< >