is de eigenschap, waardoor zij zal blijven bestaan tot aan het eind der wereld; het is een eigenschap van het zichtbare lichaam der Kerk, terwijl de ziel, de gemeenschap der heiligen, in eeuwigheid blijft. Met deze eigenschap hangt nauw samen die der onveranderlijkheid, waardoor de Kerk zal blijven bestaan zonder wezensverandering, d.w.z. met hetzelfde geloof, dezelfde heilsmiddelen en dezelfde kerkinrichting. Zij zal dus aan den eenen kant niet onder vervolgingen bezwijken en aan den anderen kant ook niet door iets meer volmaakts worden vervangen. Dit ligt opgesloten in Christus’ belofte: „Ik zal met U zijn tot aan het einde der wereld” (Mt. 28.20).
Lit.: ➝ Katholieke Kerk. Pauwels.