Ontdekken is het brengen van nieuwe landstreken in den beschavingskring, waartoe wij behooren. Het eerste stadium is het toevoegen van nieuwe landstreken aan het wereldbeeld, daarna worden de binnenlanden doorvorscht, ten slotte vervolledigen wetenschappelijke reizen en beschrijvingen onze kennis. De motieven kunnen zijn van commercieelen, godsdienstigen en wetenschappelijken aard; ook zucht naar roem en avontuur was vaak een drijfveer. Chronologisch volgen hier de voornaamste ontdekkings- en verkenningsreizen, uitgezonderd de Poolreizen.
In de Oudheid drongen de Egyptenaren reeds vóór 1000 v. Chr. door in den Afrikaanschen Soedan; ca. 600 v. Chr. zouden Phoenicische kooplieden in Egypt. dienst reeds Afrika omvaren hebben, terwijl in 465 de Carthaagsche admiraal Hanno met 60 schepen langs de W. kust van Afrika tot bij Kameroen doordrong. In 330 maakte Pytheas van Massilia een tocht naar het N. en bereikte Noorwegen. Bij den tocht van Alexander den Grooten naar Indië gaf Megasthenes de eerste beschrijving van de tropen. De Romeinen maakten verkenningstochten in hun grensgebieden, o.a. Agricola, die in 84 n. Chr. rondom Groot-Brittannië voer. Macedonische kooplieden drongen in 166
n. Chr. door tot China. Ca. 150 n. Chr. is ong. 60% van de Oude Wereld bekend.
In de vroege middeleeuwen maakte de Alexandrijn Cosmas Indicopleustes reizen in Voor-Azië en gaf er een beschrijving van in zijn Christelijke Topographie. De voornaamste Arab. ontdekker is Ibn Batoeta; 1325-1352 maakte hij 4 reizen, die zich uitstrekten van Siberië en de Soenda-eilanden tot de Sahara en Timboektoe. De Vikinger reizen naar N. Amerika hadden voorloopig geen gevolgen gehad, doordat de Kruistochten alle belangstelling naar het Oosten richtten. De Ital. Franciscaan Giovanni Piano di Carpini, in 1246, en de Vlaming Willem van Roebroek, 1253-’55, bezochten Centraal-Azië; Marco Polo bereisde 1271-’95 Azië, verbleef langen tijd in China en bezocht op den terugweg den O.I. Archipel; Johannes van Montecorvino werd in 1307 aartsbisschop van Peking. Odorik van Portenau, een Franciscaan, trok als eerste Europeaan door het hoogland van Tibet. Doch op het einde der 14e eeuw ontstond in Voor-Azië het den Christenen zeer vijandig gezinde Osmaansche Rijk; de vele tochten in Centraal-Azië hielden nu op.
De moeilijkheden door de Osmanen in den weg gelegd in Voor-Azië, gevoegd bij het streven naar handelsvoordeelen en geloofsuitbreiding, juistere opvattingen omtrent den vorm der aarde, verbeterde nautische instrumenten zijn de oorzaken van een groote nieuwe periode in de ontdekkingsgeschiedenis, algemeen bekend als het tijdperk der ontdekkingen. Het eerst treedt Portugal op den voorgrond, waar de infant Hendrik de Zeevaarder naast handelsvoordeelen ook bestrijding der Mooren beoogde en hiervoor zelfs in contact poogde te komen met den legendarischen priesterkoning Joannes van Ethiopië. De Portugeezen, of Genueesche en Venetiaansche kooplieden in Portug. dienst, ontdekten achtereenvolgens de geheele Westkust van Afrika; in 1471 werd de aequator overschreden; Bartholomeus Diaz voer in 1486 uit en werd in 1487 door den storm rondom de Zuidpunt van Afrika gedreven, later Kaap de Goede Hoop genoemd. Jan II van Portugal, welke de reizen sterk bevorderde, liet nu van Arabië uit de kusten van den Indischen Oceaan verkennen. Als Vasco da Gama in 1497 uitvaart op den eersten zeetocht naar Indië, is dan ook het grootste deel van den zeeweg naar Indië bekend. Terwijl de Portugeezen den Indischen Oceaan verkenden, kreeg de Genuees Columbus in Spaanschen dienst de kans voor zijn reis naar het W. en ontdekte in 1492 de Bahama-eilanden, Cuba en Haïti. Om botsingen tusschen Sp. en Portug. belangen te voorkomen, stelde paus Alexander VI in 1493 de ➝ demarcatielijn vast. Columbus bereikte in 1498 voor het eerst het vasteland van Amerika bij den Orinoco; Pinzon verkende van 1499 tot 1505 de N. Braziliaansche kust tot de Amazone en in 1500 deed de Portugees Cabral op weg naar Indië Brazilië aan. De Florentijn Amerigo Vespucci maakte van 1499 af in Sp. en Portug. dienst reizen langs de N. en O. kust van Z. Amerika en hij gaf een beschrijving uit van deze streken. Hij vermoedde reeds met een geheel nieuw land te maken te hebben en zocht een Z. W. doorvaart naar Indië. In Indië strekten de Portugeezen hun tochten verder O. waarts uit en kwamen tot in Malaka, de Molukken, China en Japan, terwijl de Portug. gebroeders Cortereal, op zoek naar de N. O. doorvaart, New-Foundland en Labrador ontdekten. Magalhaes voer in 1520 eindelijk door de lang gezochte Z. W. doorvaart (de naar hem genoemde straat); verder ontdekte hij op dien tocht de Marianen en de Philippijnen, waar hij sneuvelde; zijn tochtgenooten volbrachten echter de eerste reis om de wereld. De Spanjaard Ferdinand Cortez veroverde 1519-’21 Mexico, Pizzaro 1532-’34 Peru. Ook in het binnenland strekten de onderzoekingen der Spanjaarden zich uit. De Engelschman Francis Drake maakte 1677-’88 de tweede reis om de aarde, waarbij hij de W. kust van N. Amerika verkende. Met het begin der 17e eeuw wordt ook de Stille Zuidzee meer verkend, het Oostelijk deel door de Spanjaarden van Mexico en Chili uit (zie ➝ Oceanië). Voor Australië en omgeving hebben ook de Hollanders zich verdienstelijk gemaakt: Willem Jansz. voer in 1605 langs de Oostkust van de Carpentaria Golf, in 1616 bereikte de Eendracht onder Dirk Hertogs de W. kust van Australië, in 1627 ontdekte Pieter Nuyts een deel van Australië’s Zuidkust en in 1642-’44 Abel Tasman Tasmania en Nieuw Zeeland. In dezen tijd vallen ook de wereldreizen van Joris van Spilbergen 1614-’17 en Le Maire 1616-’17. Na de reizen van James Cook 1767-’80, welke het onbestaanbare van een groot Zuidland bewezen, zijn de voornaamste gebieden der aarde althans in hun omgrenzing bekend; er blijft nu nog over de binnenlanden der groote continenten te doorvorschen.
De Nieuwere tijd. Van Azië zijn al reizen in Oudheid en middeleeuwen vermeld; van de 16e tot 18e eeuw werden vsch. afzonderlijke deelen door Europeanen, missionarissen en reizigers, bezocht en beschreven. Een der eerste wetensch. verkenners van den Oriënt is Karsten Niebuhr (1761-’67). In 1829 maakte Alexander von Humboldt een belangrijke reis door het gebied van den Oeral, Altaï en Dzjoengarije; Ferdinand von Richthofen een door China 1868-’72. E. Younghusband trok 1886-’91 door Centraal-Azië en 1903-’04 door Tibet, waar hij in Lhasa doordrong. Dit gebied werd vooral bekend door de reizen van Sven Hedin 1894-1908, die ook den Trans-Himalaja, en, als leider van een internationale expeditie, 1929-’30 Centraal-Azië bereisde; in 1933 in Chineeschen dienst Mongolië. Andrews was leider van een Amerik. expeditie in Mongolië; Ph. Visser bereisde meerdere malen, 1922, 1925, 1929-’30 en 1935, het Karakoroemgebied. Van de groote Ned. Oost-Indische eilanden werden Java en Sumatra vooral door Junghuhn bekend, het laatste eiland ook door Volz en Tobler; ook Borneo, Celebes en Nieuw-Guinea zijn in den lateren tijd ijverig doorvorscht en meer en meer bekend geworden.
Afrika. Later dan die van Azië, zijn de binnenlanden van Afrika bekend geworden. De Schot Mungo Park drong 1795-’97 door in het stroomgebied van den Niger, Friedrich Hornemann bereikte in 1800 van Egypte uit door de Sahara den Niger. De Engelschen Denham, Clapperton en Oudney trokken 1821-’24 van Tripolis naar het Tsaad-meer. Het Nijlgebied werd doorvorscht door Burckhardt (1812-’14), Cailliaud (1821-’22) e.a.; John Speke ontdekte in 1858 het Victoria-meer en de Kagera. Het merengebied werd ook bereisd door Baker (1864) en Stanley (1875), terwijl Baumann (1892) de Kagera als bronrivier van den Nijl erkende. Zuid-Afrika en het Zambesigebied werden vooral verkend door Livingstone’s reizen tusschen de jaren 1840 en 1873; deze drong ook door in Aequatoriaal Afrika, dat verder bereisd werd door Engelschen (vooral Stanley 1871-’72, 1874-’77, 1879, 1887-’89) en Belgen na de inbezitneming van den Kongo.
Amerika. Behalve door de reeds hierboven genoemde tochten werd het binnenland meer bekend door de reizen van von Humboldt (1799-1804) in Brazilië, Poppig (1826-’39) in Cuba, N. Amerika, Chili, Peru en het Amazonegebied, e.a.
Australië. Ook hier zijn in de 19e e. tal van onderzoekingstochten naar vsch. deelen ondernomen; Burke doortrok als eerste 1860-’61 het continent van Z. naar N.; Stuart reisde 1861-’62 van het Eyre-meer naar de Van Diemensgolf.
Lit.: Vivien de St. Martin, Hist. de la géogr. et des découvertes géogr. (1874); O. Peschel, Gesch. des Zeitalters der E. (1877); S. Ruge, Gesch. des Zeitalters der E. (1881); K. Kretschmer, Die Entdeckung Amerikas (2 dln. 1892); Heawood, Hist. of Geogr. Discoveries in the 17th and 18th century (1912); S. Günther, Das Zeitalter der E. (1919); A. Mayer, 1000-Jahre Seefahrt, Helden, Reise, Schiffe (1932); E. Bause, Grosse Forschungsreisende (1933); Holland Rose, Man and the Sea (1936). Zie verder lit. bij de verschillende ontdekkingsreizigers en bij ➝ Noordpool- en ➝ Zuidpooltochten. de Visser.