1° Bij de dieren de eigengebouwde woning, meestal tot beschutting van de opgroeiende jongen. Goedgebouwde n. treft men aan bij vsch. zoogdieren, zooals bij het eekhoorntje, de spitsmuizen, enz.
Algemeen echter treft men nestbouw aan bij de vogels, ofschoon ook hier de zorg, welke aan het bouwen van het n. besteed wordt, zeer verschillend is. Sommige vogels, o.a. de scholekster en de nachtzwaluw, maken in het geheel geen n., maar graven slechts een kuiltje in den bodem, waarin de eieren worden gelegd.
Andere vogels, zooals kievit, watersnip, leeuwerik e.a., brengen wat grassprietjes en plantenworteltjes bijeen, of er wordt, zooals bij de musch, veel en allerlei materiaal aangesleept, waarmede een slordig n. in elkaar wordt gezet. Vele vogels echter maken een zeer kunstig n.
Bekend zijn de halfbolvormige vinkennestjes, geplaatst op de dikke takken van boomen. Van buiten zijn deze nestjes bekleed met korstmossen, welke met de omgeving overeenstemmen, van binnen gevoerd met zacht materiaal als schapenwol, veertjes en zaadpluis, die weer bedekt worden door paardenhaar en wortelvezeltjes.
Nog kunstiger zijn de bijna kogelronde n. van de goudhaantjes, vervaardigd uit loof- en korstmossen en bovenaan voorzien van een vliegopening. Een dergelijk, meer eirond, n. bezit ook het winterkoninkje, dat behalve een broednest nog meerdere speelnesten bouwt.
Merkwaardig gebouwde n. treft men nog aan bij exotische vogels, zooals bij de snijdervogels, die met behulp van hun snavel bladeren met plantenvezels tot een zak aan elkander naaien, waarbinnen dan het nestje wordt gebouwd. De salanganen maken eetbare vogelnestjes uit slijm, dat aan de buitenlucht spoedig verhardt.
Ook bij visschen komt nestbouw voor, zooals bij het stekelbaarsje, dat een kogelrond n. met twee zijopeningen bouwt.
Bij de ongewervelde dieren treft men n. aan bij vsch. insecten, spinnen en duizendpooten.
Gemeenschappelijke n. bouwen de termieten, mieren, bijen en wespen. De leer over n. noemt men kaliologie.L. Willems.
2° (Krijgsk.) Mitrailleur- of geweernest is een stukje loopgraaf, waarin schuilnissen (schuilplaatsen) en c.q. een goedgemaskeerde mitrailleuropstelling, als gevechtsopstelling van mitrailleur- of geweergroep. Soms slechts opstelling voor mitrailleur en bediening.