(Soricidae), een fam. van de orde der insecteneters; leven in alle werelddeelen, behalve in Z.Amerika en Australië. De s., de kleinste zoogdieren, gelijken op muizen, hebben een slank lichaam en een verlengden snuit.
Zij scheiden een muskusachtige stof af, waardoor zij voor vele dieren ongenietbaar zijn. De reuken tastzin zijn het best ontwikkeld.
Hoofdzakelijk zoeken zij ’s nachts haar voedsel, waarvan de hoeveelheid zeer groot is en dat haast alleen uit het geheele dierenrijk stamt; door het verdelgen van schadelijke dieren zijn zij nuttig. Zij houden geen winterslaap.
In Ned. leven vijf soorten. De gewoonste is de boschspitsmuis (Sorex araneus L.), een bruin tot zwart diertje, 11 cm lang.
Zeer zeldzaam is de donker grijsbruine dwergspitsmuis (S. minutus L.), 7 cm lang, het kleinste zoogdier ten N. der Alpen. De zwarte waterspitsmuis [Neomys (Crossopus) fodiens Pall.], 12 cm lang, kan door de stijve haren aan achterpooten en staart goed zwemmen; zij is schadelijk voor de vischteelt.
Een andere soort is de → huisspitsmuis (Crocidura). Een variëteit van deze, de veldspitsmuis, komt in Limburg voor.
In het Middellandsche Zeegebied leeft de Z. Europ. s. (Pachyura etrusca Savi), 6,6 cm lang, het kleinste zoogdier.
Keer.