Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Nautilus

betekenis & definitie

(Lat., = schippertje), zeeschelpdier, dat als zeebodemdier leeft in de nabijheid der kusten van Stillen en Ind. Oceaan.

Beweegt zich voort met behulp van talrijke vangarmen (zonder zuignappen), die rondom zijn mond geplaatst zijn; of ook in achterwaartsche richting, door water uit een trechtervormige buis aan de buikzijde te spuiten. Verder heeft hij vier kieuwen, vier nieren, twee bekeroogen, geen inktbuidel en geen kieuwharten.

De kalkschelp, meer bekend dan het dier zelf, is uit een dikwijls gekleurde buitenlaag van kalk en een binnenlaag van paarlemoer opgebouwd en lijkt eenigszins op een groot, in een platte spiraal gewonden slakkenhuis, dat echter door gewelfde tusschenschotten van paarlemoer in een reeks achter elkaar gelegen kamers is verdeeld. De n. bewoont alleen de buitenste, grootste kamer, doch is door een vliezige buis, de sipho, met alle kamers verbonden.

Deze zijn met gassen gevuld, waardoor het dier in het water blijft zweven. Van tijd tot tijd bouwt het aan de schelpmonding een nieuw stuk aan, schuift zelf naar voren en sluit het verlaten kamergedeelte met een nieuw tusschenschot af.

Door het afgesloten gedeelte met gassen te vullen, regelt het zijn door den groei toegenomen soortelijk gewicht. De n. kan zich bij gevaar geheel binnen de woonkamer terugtrekken.

Na den dood van het dier komen de met gas gevulde schelpen naar de oppervlakte der zee en drijven daar rond.De n. behoort tot de Tetrabranchiata van de Cephalopoden, waartoe ook de inktvisschen behooren. Er bestaat nog een viertal soorten der n. In vroegere geologische tijden heeft echter een veel grootere soortenrijkdom geleefd. In de Z. Limb. mergelrotsen zijn versteende n. geen zeldzaamheid. → Nautiloidea.

< >