noemt men in de nat. hïst. datgene, wat op vorm en bouw van organismen betrekking heeft, bijv. wat betreft den bouw en vorm van bepaalde organen (➝ Morphologie, 1°), tegenover physiologisch wat betrekking heeft op de functie.
Onder morphologisch bloedonderzoek verstaat men in de geneesk. een onderzoek naar aantal, soort en vorm van de vaste bestanddeelen uit het bloed, nl. roode bloedlichaampjes, witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes. In het algemeen omvat dit onderzoek het tellen van het aantal roode en witte bloedlichaampjes en soms van de bloedplaatjes. Verder wordt een onderzoek ingesteld naar grootte, vorm en kleur der roode bloedlichaampjes en een zgn. differentieele telling gemaakt der witte bloedlichaampjes, waarbij bepaald wordt de onderlinge verhouding (in percenten uitgedrukt) van verschillende soorten witte bloedlichaampjes. Ten slotte wordt dan nog aandacht besteed aan eventueele „toxische” veranderingen in de witte bloedlichaampjes, zooals die bij vele infecties gezien worden. Het m. b. kan nog op vele wijzen uitgebreid worden, maar het bovengenoemde samenstel van onderzoekingen is in Ned. bij het m. b. het meest gebruikelijke. ➝ Bloedonderzoek. Wyers.