Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Monophysisme

betekenis & definitie

Dwaling, die in Christus slechts één natuur aanneemt. Reeds Arius en Apollinaris waren in die richting gegaan en S.

Cyrillus van Alexandrië gebruikte uitdrukkingen, die, door hem goed bedoeld, toch in Monophysietischen zin konden verstaan worden. Uit reactie tegen Nestorius, die slechts een moreele vereeniging tusschen den Logos en den historischen Christus aannam en feitelijk 2 personen in Christus leerde, predikte Eutyches in Konstantinopel de leer van de ééne natuur van den Godmensch, en liet Godheid en menschheid geheel in elkaar opgaan.

Zijn leer werd op een synode van 448 en op het alg. concilie van Chalcedon 451 veroordeeld, waar men de twee-naturenleer van paus ➝ Leo den Grooten als officieele kerkelijke leer aanvaardde. Ondanks Chalcedon breidde het M. zich sterk uit.

Men had de leer eenigszins gewijzigd en kon daarom Eutyches verwerpen. De groote leeraar van dit gewijzigde M. was ➝ Severus van Antiochië.

Zijn M. beheerscht de geheele geschiedenis der 6e eeuw, en de ➝ Driekapittelstrijd onder keizer Justinianus was feitelijk een strijd van de Monophysieten tegen Chalcedon. In de 7e eeuw kwam men door het M. tot de nieuwe dwaling van het ➝ Monotheletisme.

Reeds het ➝ Henoticon van keizer Zeno was als compromis bedoeld om de eenheid te herstellen tusschen Katholieken en Monophysieten. In plaats daarvan voerde het Henoticon tot het ➝ Acaciaansch schisma.

Ook de veroordeeling der Drie Kapittels bracht geen eenheid, maar grootere verdeeldheid. Het M. hield stand en bleef de leer der Koptische Kerk van Egypte en Abessynië en der Jacobietische Kerk (➝ Jacob Baradai) in Syrië, Mesopotamië en tot ver in Indië.

Het M. heeft aldus veel nadeel toegebracht aan de Kerk, waar tegenover staat, dat het aanleiding werd om de ware leer omtrent den Godmensch nauwkeuriger te formuleeren en voor alle tijden vast te leggen.Lit.: Lebon, Le M. Sévérien (1909): Dict. Théol. Cath. (X 1929); Lex. Theol. Kirche (VII 1935); werken over Kerk- en Dogma-geschiedenis. Franses.

< >