(< Lat. Immanes = de goeden, de beroemden), zielen van de overledenen, die, volgens het geloof der Romeinen, tot den godenrang verheven werden, en soms tot toorn tegenover de levenden geneigd waren. De levenden eerden hun nagedachtenis o.m. met offers en bloemen, alsook met een cultus van tien dagen op het einde van Februari.
Vgl. → Manisme. E. De Waele