Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kool

betekenis & definitie

(Brassica), plantengeslacht met 50 soorten, van de familie der kruisbloemigen. Het zijn kruiden met vrij groote, gele bloem en hauwvruchten. Dit geslacht is van zeer veel belang als voedsel voor mensch en dier en wordt deswege in grooten getale verbouwd.

De hoofdsoorten, welke voor ons van het meeste belang zijn, zijn de volgende: B. rapa, raapzaad, verschaft zomeren winterraapzaad, rapen en knollen. B. napus of → koolzaad, brengt ons koolraap-onder-den-grond, zomer- en winterkoolzaad. B. nigra, zwarte mosterd (bruine mosterd) levert de mosterdzaden.

Bouman De belangrijkste is echter B. oleracea, waarvan men een aantal hoofdrassen onderscheidt, zooals sluitkool (roode, witte en savoye-kool), welke groote, gesloten kroppen vormt, spruitkool, die langs den hoofdstengel talrijke kleine kropjes draagt, boerenkool, welke een roset van groote, fijngekroesde bladeren bezit, mergkool, welker stengel lang en opgezwollen is, koolraap-boven-den-grond, met knolvorinig opgezwollen, bovengrondschen stengel, bloemkool, gekenmerkt door vleezige bloemstengels, brocoli, die zich van bloemkool vrijwel alleen onderscheidt door den eenigszins scherpen koolsmaak en een geelachtige tint, benevens eenige andere.De k. is een onzer oudste en meest populaire groenten, welke tegen lage prijzen kan worden geteeld en door grooten vormenrijkdom aan de meest uiteenloopende eischen tegemoet komt. Toch is de verbouw niet gemakkelijk, doordat k. betrekkelijk hooge eischen aan den grond stelt en veel te lijden heeft van insecten en ziekten (→ Koolparasieten). Witte k. wordt veelal bereid tot zuurkool, bloemkool laat zich in pekel en azijn verduurzamen, terwijl sluitkool en boerenkool kunnen worden gedroogd.

Uitgebreide cultuur van k. vindt men o.m. in Noord- en Zuid-Holland. Op de veilingen in Ned. werden in 1930 ca. 130 millioen kg sluitkool en 91 millioen kg bloemkool aangevoerd, in 1933 resp. 122 mill. en 87 millioen. Het meerendeel van de productie wordt geëxporteerd. De uitvoer van sluitkool bedroeg in 1930 ruim 112 millioen kg (84 mill. naar Duitschland, 10,5 mill. naar België, 3 mill. naar Eng.), in 1934 ruim 63 millioen. Die van roode kool bedroeg in 1929 en 1934 resp. 43 en 21,5 millioen kg.

Tegenwoordig wordt veel propaganda gemaakt voor de teelt van mergkool als veevoeder.

Lit.: Claassen en Hazeloop, Leerb. Groenteteelt (81933). Rietsema

< >