Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Karel VI (Duitsche Rijk)

betekenis & definitie

Keizer van Duitschland (1711 1740); tweede zoon van Leopold I. * 1 Oct. 1685 te Weenen, ✝ 20 Oct. 1740 aldaar. K. werd na het uitsterven der Spaansche Habsburgers (1700) de pretendent naar de Spaansche kroon en in 1703 als Karel III tot koning van Spanje uitgeroepen. In 1711, bij den plotselingen dood van zijn broeder Joseph I, vielen hem de keizerlijke waardigheid en de Oostenrijksche erflanden toe, waardoor hij den steun van Engeland voor de Spaansche kroon verloor en deze moest opgeven.

Bekend vooral is gebleven Karels Pragmatieke anctie van 1713, waardoor hij zijn oudste dochter Maria Theresia als erfgename wilde doen erkennen door de Europeesche mogendheden, hetgeen hem na moeitevolle onderhandelingen en met groote offers voorloopig gelukte. Met Frankrijk kwam hij nog eens in botsing in 1733 in den Poolschen Succcssie-oorlog. Bij den vrede van Weenen (1738) liet K. aan de Spaansche Bourbons Napels en Sicilië, verkreeg echter Parma en Piacenza en de erkenning der Pragmatieke Sanctie.

Hij was een bekwaam heerscher, wiens economische olitiek in mercantilistischen geest handel en nijverheid bevorderde, o.a. door de handelscompagnieën te Triëst en te Oostende; maar de vele oorlogen en de kostbare hofhouding deden den toestand der staatsfinanciën verslechteren. v. Gorkom

< >