Koning van Frankrijk, zoon van Karel VI en Isabeau van Beieren. *22 Febr. 1403 te Parijs, ✝22 Juli 1461. Hij liet zich in 1422 te Bourges tot koning uitroepen, hoewel hij enkel het gebied ten Z. van de Loire zijn eigendom kon noemen. Heel de Noordelijke helft van het rijk was in de macht der Engelschen, die na de verovering van Orleans (1428) ook den sleutel van Zuid-Frankrijk in handen hielden. →Jeanne d’Arc bracht redding en leidde den koning ter kroning naar Reims (1429).
In K., die tot dan toe een lichtzinnig leven had geleid, begon langzamerhand het verantwoordelijkheidsgevoel te ontwaken, zoodat hij door zijn beleid en den steun van energieke veldheeren de Eng. overmacht wist te bezweren. Tot dat doel leidden de vrede van Atrecht (1435), de verovering van Parijs (1436), gevolgd door een wapenstilstand (1444-’49), de verovering van Normandië (1449) en de nederlaag van den Eng. veldheer Talbot bij Châtillon (1453) met de definitieve capitulatie van Guyenne. Calais zou alleen nog een eeuw aan de Engelschen blijven.
K. begunstigde de anti-pauselijke eischen van de Fr. kardinalen op het concilie van Bazel (1431-’49) en verhief in de Pragmatieke Sanctie (1438) 23 van de aldaar aangenomen Gallicanistisch-gezinde decreten tot rijkswet.Lit.: G. du Fresne de Beaucourt, Hist. de Charles VII (6 dln. 1881-’91). Wachters.