Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jeugdlectuur

betekenis & definitie

Van geschriften, opzettelijk voor de jeugd bestemd, zijn vóór den tijd der Verlichting slechts schaarsche sporen te ontdekken, tenzij men de prentenboeken als Comenius’ „Orbis pictus” (1658) en de gebruikte schoolboeken er toe wil rekenen. De paedagogen der Aufklärung, Campe, Weisze, Salzmann e.a., heeten de grondleggers, ofschoon wat zij aan kinderen voorlegden, allesbehalve kinderlijk was.

In Nederland is Anslijn’s „Brave Hendrik” representatief voor dit soort stichtelijke, d.i. moraliseerende lectuur. Hiëronymus van Alphen’s kindergedichten ademen vrijwel denzelfden geest, maar spoedig komt de 19e eeuw tot betere inzichten.

De gebroeders Grimm verzamelen hun sprookjes, de Deen Andersen werkt in dezelfde richting, de Lederkous-vertellingen van Cooper maken een geweldigen opgang, en zullen weldra gevolgd worden door de lange reeksen avonturen van den populairen Karl May, die tot op heden door vele jongeren verafgood wordt.De propaganda voor de „kunstopvoeding” en de inmiddels opgekomen kinderpsychologie droegen er het hare toe bij, dat men in de 20e eeuw steeds meer aandacht ging schenken aan de j., èn wat de stof èn wat den vorm, maar niet minder wat de verluchting betreft, want een kinderboek zonder illustraties laat zich nauwelijks denken.

Charlotte Bühler e.a. hebben den literairen smaak van de jeugd in haar verschillende periodes onderzocht, en op grond van zulke onderzoekingen onderscheidt men thans:

1° de Struwwelpeter- of Piet-de-Smeerpoes-periode: het is die van den egocentrisch ingestelden kleuter, die zich alleen interesseert voor rentjes en gebeurtenissen, waarbij hij zich zelf direct betrokken voelt;
2° de sprookjesperiode, die duurt tot 8, 9 jaar: het kind staat dan volkomen critiekloos tegenover wat het verteld wordt of wat het zelf leest; het is tevens de tijd van de illusionistische phantasie;
3° de romantische periode, waarin het kind achtereenvolgens op „Dik Trom”, „Pietje Bell”, de Indianengeschiedenissen van Karl May en de stoute verbeeldingen van Jules Verne verlekkerd raakt;
4° de realistische periode, waarin de jongen en het meisje, in de rijpingsjaren, de kinderboeken beu worden en gaan grijpen naar werken over techniek, ontdekkingen, uitvindingen (speciaal de jongens) en over het leven van volwassenen. In deze jaren, en ook reeds in de vorige periode, wordt veel prikkellectuur gelezen, niet zelden echte „Schund”, meestal in het geheim. Wat er soms uit schooltasschen gehaald wordt, is ontstellend. Ouders, onderwijzers en andere opvoeders hebben hier een gewichtige, allereerst preventieve taak.

Nederland geniet de treurige vermaardheid van een tuchtelooze jeugd en tevens van een betrekkelijken rijkdom aan zgn. „vlegellectuur”, het genre, dat met zijn smakelijke schildering van kwajongensstreken en erger de instincten der jeugd in het gevlij komt en zoo de tuchteloosheid stelselmatig bevordert. Even gewild als dit soort boeken van Kieviet, De Vletter e.a., zijn voor wat oudere kinderen die van Karl May, zonder twijfel een begaafd schrijver, maar ook in bepaald opzicht gevaarlijk, doordat hij bij de aan hem verslaafden (een toestand, die zoo gemakkelijk intreedt) den smaak voor het betere doodt en den weg bereidt naar nog sterker prikkeling, die dan mogelijkerwijs in het sexueele gezocht wordt.

In alle landen hebben onderwijzersbonden e.a. voorlichtingscentralen in het leven geroepen, om door middel van periodieken, recensies, catalogi, lijsten van geschikte werken enz. de betrokken opvoeders voor te lichten. In Ned. bestaat o.a. de „Keurraad voor Roomsche Jeugdlectuur” (Bosscheweg 399, Tilburg), die handschriften voor kinderboeken keurt, tentoonstellingen organiseert, jaarlijks op alle lagere Kath. scholen van Ned. een keurlijst verspreidt en alle mogelijke middelen aanwendt om, met medewerking van Kath. uitgevers, degelijke jeugdboeken ter ontspanning en leering op de markt te brengen. Zie ook ➝ Jeugdbibliotheek. Lit. : J. J. Doodkorte, Jeugd en lectuur ; Rombouts, Wat laat ik mijn kinderen lezen?; Piet Oomes, Oogen open voor den nieuwen tijd. Boekenlijsten: „RafaëlCatalogus van Roomsche Jeugdlectuur” (1925); „De Wegwijzer” (T. Post e.a.); Catalogus van boeken voor de rijpere jeugd. Uitgegeven door den Bond van R.K. Openb. Leeszalen en Boekerijen in Ned. (1933).

< >