Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Invordering van directe belastingen

betekenis & definitie

I. Ned. belastingrecht.

Als directe belastingen in staatsrechtelijken zin gelden: de inkomsten-, gemeentefonds-, vermogens-, verdedigings-, personeele, grond- en doodehandbelasting. De heffing van deze belastingen geschiedt door middel van een → aanslag, welke wordt opgenomen op een → kohier en welke wordt ingevorderd op de wijze, die in de herhaaldelijk gewijzigde wet van 22 Mei 1845, Stbl. 22, is omschreven. Deze wet geldt behoudens enkele uitzonderingen ook voor de invordering van de coupon-, de dividend- en tantièmebelasting en van de gemeentelijke belastingen (hier zijn de uitzonderingen echter talrijker).

Termijnen van betaling. Een aanslag in een directe belasting vervalt in zooveel gelijke termijnen, als er na de dagteekening van het aanslagbiljet nog volle maanden in het belastingjaar overblijven. Op den laatsten dag van elke maand vervalt een termijn; er is steeds een minimum van 5 termijnen. Een aanslagbiljet inkomstenbelasting 1935 / ’36 (belastingjaar 1 Mei-30 April), groot 90 gld., gedagteekend 2 Juli 1935, vervalt dus in 9 termijnen, elk groot 10 gld., resp. per 31 Aug., 30 Sept. ’35 30 April 1936.Is het biljet gedagteekend 23 Jan. 1936, dan vervalt de aanslag in 5 termijnen, elk groot 18 gld., resp. per 29 Febr., 31 Maart 30 Juni 1936. In enkele gevallen wordt de belasting dadelijk en in eens invorderbaar (zie art. 9). Een aanslag in de coupon- en de dividend-en-tantième-belasting moet binnen 14 dagen na de dagteekening worden voldaan.

Wijze van betaling. De bel. kan worden betaald op een kantoor der dir. bel., op inrichtingen der posterijen, per giro, postwissel, aangeteekenden brief, door middel van de Ned. Bank en in verschillende gemeenten door middel van ophaaldiensten.

Uitstel. De ontvanger kan uitstel van betaling toestaan tegen vergoeding van rente (thans 4,8%), onder voorbehoud van intrekking te allen tijde (zie art. 17).

Afschrijving wegens onvermogen.

Indien een belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belasting te betalen, kan de directeur der dir. bel. (→ Belastingen, sub: Organisatie van den belastingdienst in Ned.) haar geheel of gedeeltelijk afschrijven (zie art. 17).

Vervolging. Bij niet tijdige betaling volgt een aanmaning (kosten 25 ct.) om alsnog binnen 10 dagen het verschuldigde te voldoen. Wordt ook hieraan geen gevolg gegeven, dan vaardigt de ontvanger een dwangbevel uit, medebrengende het recht van → parate executie. De kosten van het dwangbevel hangen af van de gevorderde som. De tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschiedt, behoudens enkele afwijkingen, overeenkomstig hetgeen in het W. v. B. Rv. is voorgeschreven omtrent de tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten. Voor verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel door den belanghebbende, zie art. 15, door derden zie art. 16.

Vereenvoudigd derdenbeslag. Werkgevers en zij, die ten behoeve van belastingschuldigen „penningen” onder zich hebben (bijv. bankiers, alsmede notarissen, huurders, pachters, enz.), zijn verplicht op een „vordering” van den ontvanger de door hun arbeiders, c.q. door de bedoelde belastingschuldigen te betalen belasting te voldoen. Zie hiervoor art. 7.

Verjaring Verjaring treedt in drie jaren na de dagteekening van het aanslagbiljet óf na de laatst beteekende akte van vervolging (zie verder art. 11).

Recht van voorrang. De schatkist heeft voor de directe bel. (met uitzondering van de grondbelasting) en voor de couponen dividend- en tantièmebelasting een recht van voorrang op alle goederen van den belastingschuldige. Het geldt boven alle andere bevoorrechte schulden met uitzondering van

a) die, genoemd in art. 1185, 1°, en 1195,1°, B.W.;
b) invaliditeitspremie ;
c) hypotheek.

Het vervalt twee jaren na de dagteekening van het aanslagbiljet. Voor de grondbelasting geldt een afzonderlijk recht van voorrang op bepaalde goederen, dat dadelijk na het onder aj genoemde plaats neemt; zie verder art. 12.

Lijfsdwang Lijfsdwang is mogelijk, nadat de minister van Financiën daartoe machtiging heeft verleend.

Lit.: Klop, De wet op de Invordering, in : De Vakstudie (dl. XI, 2e druk; naslagwerk, wordt geregeld met supplementen bijgehouden); Smeets, De Rechtskennis v. d. Ingenieur (XII, afd. 8 ; beknopt overzicht); Kroeze, Handl. ten dienste v. d. inv. v. plaatselijke belastingen (1935). M. Smeets II. Voor Belg. belastingrecht, → Belastingen (dl. IV, kol. 387, sub: Proceduur- en strafrecht).

< >