(Lat.: inanis gloria, St. Thomas van Aquino, Summa Theol.
II II q. 9, a. 132), als ondeugd, is de ongeregelde neiging om zijn eigen voortreffelijkheid bekend te maken, om goed te schijnen in de oogen van anderen. Die strekking is verwant met hoogmoed en eerzucht.
Zij is onredelijk, als men uit slechte, valsche of nietige eigenschappen eer en roem zoekt: wat dan ook ijdele roem of glorie genoemd wordt. In ij. toestemmen is op zichzelf maar een dagelijksche zonde, zelfs al verricht men heilige zaken, als in de kerk zingen, met een bijbedoeling van ij.
Uit die ondeugd komen voort grootspraak, snoeverij, praalzucht, schijnheiligheid.Salsmans.