Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Haringvisscherij

betekenis & definitie

Haringvisscherij - is voor Ned. een hoogst belangrijke tak van nijverheid. De eerste geregelde diensten werden vanuit Den Briel in 1164 ondernomen.

In de 17e eeuw bereikte zij haar hoogsten bloei en is sindsdien weer verminderd. In 1397 heeft Willem Beukelszoon, een visscher uit Biervliet, het haringkaken, d.i. het geschikt verwijderen van kieuwen en ingewanden, uitgevonden.

De visscherij wordt des nachts met drijfnetten uitgeoefend, die men tusschen twee schepen uitwerpt. Vroeger waren dat speciaal haringbuizen, later loggers en bommen, thans, van 1897 af, vooral stoomtrawlers.

De groote of pekelharingvisscherij heeft van de Shetland-eil. tot de Oostkust van Schotland plaats; men begint in Juni op een gunstigen dag en kan op dezelfde plaatsen tot in Nov. vrij goede resultaten verkrijgen. De steurharingvisscherij vindt plaats in het diepe water ten O. van Yarmouth aan de Engelsche, of dichter bij de Ned. kust.

De Zuiderzee-visscherij begint in Nov. en duurt tot Mei, maar is ten doode gedoemd. De voornaamste plaatsen voor de haringvisscherij zijn Vlaardingen, Maassluis en Scheveningen. Keer

< >