Hallström (Per) - Zweedsch dichter, roman- en tooneelschrijver eerst van naturalistisch-socialistische strekking, later van de pessimistisch-psychologische richting, pas in zijn definitief werk door mildheid van humor menschelijker geworden. * 29 Sept. 1866 te Stockholm, tot ingenieur opgeleid en een tijdlang in Chicago werkzaam (cf. de zgn. Amerika-novellen!), daarna beambte in zijn vaderland; sinds 1931 secretaris van de Zweedsche Academie.
Eenmaal bevrijd uit het Schopenhauersch pessimisme zijner vroegere werken (Lyrik och Fantasier, 1891; Vilsna fâglar, 1894; Purpur, 1895) en tot een warm sociaal medelijden, met Tolstoj, maar een toch sterkbeheerschten zin voor ethische verantwoordelijkheid, met Carlyle, gekomen, brengt hij luchtiger werk voort (En gammal Historia, 1895; Briljant-smycket, 1896; e.a.) en, na 1900, ook werk (vooral novellen), waarin de geleerde inhoud en de aesthetisch-verzorgde vorm klassiek harmonisch verbonden zijn: o.m. Gustaf Sparfverts Roman (1903) (de roman der verzaakte liefde uit hooger plichtsbesef) en de van techniek en gehalte zoo zuivere dichtbundel: Skogs-landet (1905). Ook als letterkundig criticus en dramaturg (o.m. Shakespeare-vertalingen) verdienstelijk.
Verdere werken: tooneel: Grefven af Antwerpen (1899); Bianca Capello (1900); Tvâ Legenddramer (1908); Erotikon (1908); Tvâ, Sagodramer (1910); Karl XI (1918); Gustav III (1918). Romans: Varen (1898) ; Doda Fallet (1902); En Skalmroman (1906). Novellen: Thanatos (1900); Nya Noveller (1912). Lit.: F. Böök, in Svenska Studier (1913); H. Nielsen, P. H. (1910).