Hakvrucht - cultuurgewas, dat door een ruime standplaats en langzamen groei in de jeugd den akker aanvankelijk zóó slecht bezet, dat een grondbewerking (hakken of schoffelen), vooral in het begin van den groei, beslist noodig is om den grond los en vrij van onkruid te houden. Tot de h. worden o.a. gerekend: aardappels, suikerbieten, voederbieten en mangelwortels, koolrapen, wortels, cichorei, uien.
De h. kenmerken zich in het alg. als goede voorvruchten, doordat zij den grond in goede structuur en vrij van onkruid achterlaten; zij vragen veel arbeid, zoowel voor hun verpleging alsook bij het oogsten en verdere verwerking; zijn in staat om hooge massa-opbrengsten te leveren, maar bevatten veel water en betrekkelijk weinig droge stof. Daardoor vereischen zij goede transportmogelijkheden (harde wegen, vaarwater) en laten zij zich moeilijk langeren tijd bewaren.
H. vragen een diepe grondbewerking, zware bemesting (vooral stikstof en kali), kortom een intensieve aanwending van kapitaal en arbeid. Dewez.