Haksel - (landb.), stroo, grofstengelig hooi en dito groenvoer, o.a. maïs, worden, om de opname door de dieren te bevorderen en de menging met andere voedermiddelen te vergemakkelijken, in kleinere stukjes (l1/2-4 cm, soms ca. 10 cm) tot h. gesneden. Het h. mag niet te fijn zijn.
Het vrij groote vliegwiel der hakselmachine heeft meestal een tweetal gebogen spaken, op elk waarvan een eveneens gebogen mes geplaatst is. Via de as van het vliegwiel worden horizontale assen met getande aanvoerrollen in beweging gebracht, welke het te hakselen materiaal uit een bak naar de messen voeren, die het dan op de gewenschte lengte snijden. Het vliegwiel wordt met de hand of door middel van een rosmolen of motor in beweging gebracht. De beweging der aanvoerrollen kan men onafhankelijk van die van het vliegwiel doen ophouden of omdraaien, bijv. bij verstopping der machine. Dewez.