Haarlem - 1° adellijk geslacht van dien naam, komt het eerst met zekerheid voor in 1162, vertegenwoordigd door IJsbrand, die in 1173 met gravin Sophia en haar zoon Otto een bedevaart naar Jerusalem maakte. In den Hollandschen Successie-oorlog van 1203 vlg. gaat Simon van H. over van de zijde van Willem I naar die van Lodewijk van Loon en wordt een IJsbrand door Willem’s partij gevangen genomen.
In de 13e e. komen de H.’s geregeld als getuigen voor, o.a. Simon, die in 1249 zijn huis aan het Zand te H. tot Carmelietenklooster bestemt.
Een Dirk van H., door Vondel vereeuwigd, verdedigt in 1296 het slot Muiden tegen den bisschop. In 1321 schijnt het geslacht in de mannelijke linie te zijn uitgestorven.
Gewoonlijk worden de H.’s onder den Hollandschen ministerialen adel gerekend. Dit acht ik onjuist, omdat zij reeds vroeg vrij genoemd worden.Lit.: Craandijk, Proeve eener Gesch. v. h. Geslacht H., in Bijdr. Vad. Gesch. en Oudhk. (IV 1900); Huizinga, De Opkomst van H., in dezelfde Bijdr. (IV 1905).
2° Cornelis van ➝ Comelisz (1°).