Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Groote Trek

betekenis & definitie

noemt men de volksverhuizing in 1836 onder de Afrikaansche Boeren. Gelijk bij andere volken (Joden, Grieken, Romeinen, Germanen, Slaven en Bantoe’s) ging de groei der Hollandsche Afrikaners met expansie gepaard. De oorzaken van dezen uittocht van onder het Britsche gezag in 1836 waren: verdrukking der volkstaal, autocratisch regeeringssysteem zonder vertegenwoordiging der kolonisten, gelijkstelling van wit en zwart, opzweeping der Britsche openbare meening door Eng. zendelingen met onware berichten over wreedheden jegens de inboorlingen, verkeerde methode van vrijverklaring der slaven en afwezigheid van bescherming van leven en eigendom der grensboeren. Sedert de stichting der Kaapkolonie (1652) waren er trekkers geweest het binnenland in, zij waren de echte staatsbouwers.

Bovengenoemde oorzaken bewerkten in 1834 den Voortrek van Louis Trichardt en Van Rensburg naar N. Transvaal en Delagoabaai. Hen volgde de Groote Trek in 1836, totaal 10 000 menschen, een vierde der bevolking, in gezelschappen van 100 tot 200 menschen. Hoogtepunt was 16 Dec. 1838, toen aan de Bloedrivier de slag tegen Dingaan geleverd werd, die de heerschappij besliste van recht over geweld en van Christendom over heidendom. Leiders waren: politiek: Piet ➝ Retief; militair: Andries W.

J. ➝ Pretorius; godsdienstig: Sareli ➝ Cilliers, terwijl A. H. ➝ Potgieter de meest typische Boerentrekker was. Deel nam ook Paul ➝ Krüger, toen 10 jaren oud. De Groote T. had tot gevolg de beschaving van het binnenland door de stichting van Boeren-republieken: Natal (1838), Transvaal (1852), Oranje-Vrijstaat (1854); zie ook de gesch. dezer staten op hun eigen trefwoord. Besselaar.

< >