Boeren - is de historisch gegronde, ook internationaal gebruikelijke, benaming der Afrikaansch-sprekende bewoners der Unie van Zuid-Afr., meest afstammelingen der oorspr. Ned., D. en Fransche nederzetters aan de Kaap de Goede Hoop (einde 18e, begin 19e eeuw).
In hoofdzaak Calvinisten hebben zij, vooral in het binnenland, de deugden hunner voorvaderen: godsdienst- en vrijheidszin, bewaard en plaatselijk tot eigen type ontwikkeld. Uit de botsing met de Engelsche overheerscliers na de bezetting in 1800. en die de geheele 19e eeuw aanhield, ontstond de drang tot zelfhandhaving, die leidde tot de stichting der Boerenrepublieken Natal, Transvaal en Oranje-Vrijstaat, de verbreiding der Boerencultuur aldaar, in de beide Rhodesia’s, ver naar het N. in Angolaland, Kongo en O. Afr. In de tegenwoordige Unie van Z. Afr. heeft dit element de politieke leiding. Hun aantal bedraagt nauwelijks één millioen; zij waren meest veetelers en voortreffelijke ruiters en schutters.
Krachtens patriarchale traditie nemen zij een vaderlijke houding aan tegenover de inboorlingen. Door economischen drang wijzigen zich de nationale karaktertrekken en door studie en techniek nemen de oudtijdsche B. steeds meer deel aan velerlei andere beroepen en bedrijven. Een volk met een grootsche toekomst.
Lit.: Theal; History of the Boers (Londen 1888).
Besselaar.