Gomarus - Franciscus (of François Goemaere), felle tegenstander van ➝ Arminius en een der op den voorgrond tredende geleerden van de Synode van ➝ Dordrecht, waar hij de aanvoerder der Contra-Remonstrantenwas; * 1563 te Brugge, ✝ 1641 te Groningen. Te Straatsburg leerling van Jean Sturm, groot vereerder van Calvijn, en te Neustadt aan de voeten van ➝ Junius en Ursinus (opsteller van den ➝ Heidelbergschen Catechismus).
In 1582 ging hij naar Oxford om te studeeren onder Perkins, een krachtig voorstander van de ➝ predestinatieleer. In 1584 werd hij magister in de philosophie te Cambridge, en drie jaar later predikant te Frankfort a.
M. De Leidsche univ. benoemde hem in 1594 tot derden theol. hoogleeraar.
Arminius’ benoeming in 1603 bracht wrijving. G. klaagde Arminius aan voor „den Hove van den Hoogen Raad” en beschuldigde hem van ➝ Pelagianisme en Jezuïetisme.
Alles bleef zonder resultaat en in 1609 stierf Arminius. Toen in zijn plaats Vorstius van Steinfort werd benoemd tegen G.’s zin, nam G. ontslag en trad in 1611 als predikant te Middelburg op om in 1616 hoogleeraar te worden te Saumur en in 1618 aan de univ. van Groningen.
In deze kwaliteit verschijnt hij op de Synode van Dordt om zijn streng-Calvinistisch standpunt te verdedigen. Hij was overtuigd aanhanger van het ➝ supralapsarisme.
De naam van dezen heftigen Vlaming is verbonden aan de Statenvertaling. Het was een man van groote geleerdheid.Uitg. : Opera theol. omnia (Amsterdam 21664). — Lit.: K. Dijk, De strijd over infra- en supralapsaiisme (1912) ; A. C. Rogge. Bijdr. tot de gesch. der Remonstranten en Contra-Rem. (1860) ; II. Kaajan, in Christ.
Eneyclop. (II, 373 vlg.) ; Van Itterzon, Fr. Gomarus (Leidsche diss., 1929). Lammertse.