Gigantomachie - letterlijk: strijd der reuzen (→Gr. gigas = reus, machè = strijd), gedicht van Claudius →Claudianus over den strijd tusschen de goden en de →giganten.
Voorstelling in de kunst. De G. is een veel behandeld thema in de Gr. beeldhouwkunst. In zijn vsch. aspecten van gevarieerd gevecht, tweegevecht, gevallen strijders, past het onderwerp goed bij de ruimten van fries (bijv. schathuis der Siphniërs te Delphi), metopen (bijv. Selinus), en gevelveld (bijv. Palaiopolis, schathuis der Megariërs te Olympië, Hekatompedon). De reuzen worden gewoonlijk als menschelijke wezens voorgesteld: eerst in de Hellenistische kunst komt de reus met het slangenlichaam volop tot uitbeelding.
Veelal geven de kunstenaars reeksen van afzonderlijke gevechten van een godheid met een gigant, waarbij eenmaal een gorgone voorkomt in het midden (Palaiopolis), en er soms veel variatie (Delphi) waar te nemen valt.
Nieuwe details bracht de vazenkunst: giganten met dierenhuid gekleed, die rotsblokken slingeren en in het onderplan van het tooneel de bestorming van den Olympus (bovenplan) aanvatten.
De bekendste voorstelling van de g. is de Hellenistische fries van het altaar te Pergamum. Hier heerscht een bonte verscheidenheid van figuren en lichaamshoudingen: zuiver-menschelijke reuzen zijn er naast slangenfiguren en monsters met leeuwenkop. Op een der twee hoofdscenes staat Zeus met den bliksem vóór drie tegenstanders, op de andere (cfr. afbeelding) grijpt Athena de haren van een reus, die gebeten wordt door een slang en in een pijnlijke houding opwaarts blikt. E. De Waele.