Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geuzenliederen

betekenis & definitie

Geuzenliederen - Misschien reeds in 1574, dan in 1581, verscheen Een nieu Geusen Lieden Boecxken, zooals er daarna, tot aan den vrede van Munster, nog vele in het licht kwamen, met gedeeltelijk gelijken, gedeeltelijk nieuwen inhoud. De eigenlijke g. echter zijn die alleen, welke uit den strijd zelf tegen Spanje geboren zijn en eerst op losse blaadjes verspreid, dan gebundeld zijn geworden.

Geen gebeurtenis in de woelige jaren van den opstand, die niet in liederen werd bezongen. Ook toestanden, personen, enz. werden daarin bespot, verheerlijkt, vervloekt of gevierd.

De oudste zijn ook hier weer gewoonlijk de beste, w.o. het Wilhelmuslied. In vele wordt met de Kath.

Kerk de spot gedreven, door die spijtige verwarring van den godsdienst met de Spanjaarden. Volksch naar inhoud en vorm, zijn ook de meeste anoniem.

Enkele dichters zijn bij name bekend. Al treffen enkele door meer dan gewone fraaiheid van uitdrukking, door onmiddellijkheid en forschheid van gevoel, toch hebben de meeste nu nog alleen hist. waarde.Lit.: H. J. Van Lummel, Nieuwe Geuzenliedboek (chronologisch gerangschikt en toegelicht, 1874); P. Leendertz, Het Geuzenliedboek (1924).

V. Mierlo.

< >