Gajolanden - landschap in gouv. Atjeh op Sumatra; omvat het centrale bergland van den Boekit Barisan.
Vele Atjehsche rivieren vinden hier hun oorsprong. De opp. beslaat 2/5 van die van Ned.
Met de Alaslanden mee bestond de bevolking in 1930 uit 158 Europ., 75 069 Inheemschen (➝ Gajo), 1009 Chineezen en 60 andere Vreemde Oosterlingen.Opbouw.
Het land is een hoogvlakte, afgesloten door hooge bergketens, welke met zware oerwouden zijn bedekt. Door dwarsketens wordt het onderverdeeld in:
1° Laoet, rondom Laoet Tawar op 1210 m hoogte;
2° Deureut, het dal van de Djambo Ajé;
3° Gajo Loeëus, het bovenstroomgebied van de Tjiparivier;
4° Serbeudjadi in het N.O., behoorende tot het stroomgebied van de Peureula-rivier. De bodem bestaat uit laterietachtige, geelgrauwe, glibberige klei.
De begroeiing van de hoogvlakte geeft het landschap een heel apart uiterlijk: de blang tegenover de met oerwouden bedekte hooge randgebergten. Typisch is hier het voorkomen van de Pinus Merkusiï, die rijk is aan hars.
Middelen van bestaan.
Sawah’sworden slechts eens per jaar met rijst beplant. Tweede gewassen komen niet voor. Na den oogst worden de sawah’s weideplaatsen voor de paarden en het rundvee. De sawahbewerking is nog vrij primitief. Men laat den grond vaak door karbouwen en paarden fijn treden. Kleine waterwerkjes, gevoed vanuit rivieren en plassen, worden door de bevolking zeer veel aangelegd.
Aardappelen worden er reeds vrij veel aangeplant, waardoor een belangrijke aardappelhandel ontstaan is, veelal in handen van Chineezen. Centra dezer cultuur: Blang-Oenan, Blang-Golo en Trétét. Sedert 1908 heeft de koffiecultuur haar intrede gedaan en is nadien in belangrijkheid toegenomen. De bevolking volgt trouw de adviezen van den Landbouwvoorlichtingsdienst, ook inzake de teelt van Europ. groenten, als kool, bieten, wortelen, boonen, andijvie, sla, erwten, enz. Europ. landbouw komt ook voor, doch de toestand is over het algemeen niet gunstig. 40.000 ha grond is in 31 perceelen in erfpacht gegeven; 12 ervan zijn in exploitatie: 10 koffie-, 1 theeonderneming en de gouv. hars- en terpentijnwinning Balék, met maandelijkschen uitvoer van 40.000 kg hars en 10.000 kg terpentijn. De meeste dezer ondernemingen zijn in handen van weinig kapitaalkrachtige particulieren.
In 1932 is te Takéngeun een Coöp. Landbouw-ver. opgericht, die de belangen der Europ. planters behartigt.
Door de tochten van luit.-kolonel C. G. E. van Daalen is het Gajoland in 1904 onder Ned. bestuur gekomen. In de 17e e. was het onderworpen aan den havenkoning van Atjeh.
v. Vroonhoven.