(ook: Jimenes de C.), kardinaal en Spaansch staatsman. * 1436 te Cisneros in Oud-Castilië, ✝ 8 Nov. 1517 te Roa. Hij werd Franciscaan in 1486, leefde enkele jaren als kluizenaar, vervulde sinds 1494 de functie van provinciaal der Franciscanen van Castilië, was 1495-1517 aartsbisschop van Toledo en primaat van Spanje, sinds 1507 kardinaal en groot-inquisiteur van de mildere richting voor Castilië en Leon.
Als biechtvader van koningin Isabella (sinds 1492), als kanselier van Castilië (sinds 1495) en als regent van den minderjarigen Karel V (sinds 1516) had hij een overwegenden invloed op de Spaansche politiek. Groote verdiensten heeft hij voor de zuivering van het Katholicisme in Spanje en voor het herstel van de kloostertucht.
Ook als geleerde trad hij sterk op den voorgrond. Hij stichtte in 1509 de universiteit van Alcala, sinds 1836 naar Madrid verplaatst; voerde een gematigd kerkelijkgezind Humanisme in, was de stuwkracht van de eerste bijbeluitgave in den origineelen tekst (Biblia polyglotta Complutensis, 1514-’17), voorkwam het opgaan van de Mozarabische liturgie in de Roraeinsche door de uitgave van het missaal (1500) en van het brevier (1502) in dien ritus en door de stichting van een priestercollege.
Zijn pressie op de bekeering der Mooren wordt minder sympathiek beoordeeld. Tegen de stad Oran rustte hij op eigen kosten twee expedities uit.Lit.: Hefele, Der Kardinal X. (21851); Kiszling, Kard. F. X. de C., Spaniens kath. Reformator (1917); Lyell, Card. X. Statesman, Ecclesiastic, Soldier and Man of Letters (1917); de Cedillo, El cardinal C. (I-III 1921-’28); de Retana, C. y su siglo (I-III 1929-’30).
Wachters.