Förster (pers.) - 1° August, Duitsch anatoom; 8 Juli 1822 te Weimar, ✝ 10 Maart 1865 te Würzburg. In 1852 prof. der anatomie te Göttingen, in 1856 te Würzburg.
Werken: Atlas der mikrosk.-path. Anatomie (Leipzig 1854-’55); Die Miszbildungen des Menschen (Leipzig 1861); Handbuch der path. Anatomie (2 dln. Leipzig 1862—’65); Lehrbuch der path. Anatomie (Jena 1875).
2° Friedrich Wilhelm, Duitsch karakterpaedagoog; * 1869 te Berlijn als zoon van Wilh. Fried. Foerster, bekend astronoom en voorzitter van den Duitschen Bond voor Ethische Cultuur ( → Ethische beweging). Förster Jr. werkte eenigen tijd als secretaris en redacteur van „Ethische Kultur” in dezelfde beweging, maar zag geleidelijk in, dat een moraal zonder godsdienst op de massa niets vermag. Wegens een aanval op de Bismarck-politiek veroordeeld, werd hij in D. onmogelijk en vestigde zich na lange studiereizen, o.a. door Amerika, te Zürich, waar hij zijn paedagogisch werk begon; in 1899 prof. te Weenen, in 1914 te München; niet meer begrepen en door velen als staatsgevaarlijk belasterd en tegengewerkt, legde hij in 1920 zijn professoraat neer en vestigde zich opnieuw in Zwitserland, waar hij zich sindsdien aan vredesactie wijdt, o.a. als red. van „Die Zeit” (sedert 1930).
F. staat op Christelijke basis, voelt zich een „bruggenbouwer” voor de moderne heidenen om die tot Christus te voeren. In zijn lange reeks veel gelezen werken komt het Christelijk standpunt steeds scherper uit. Hij heet terecht „der Vielumstrittene”: door ongeloovigen, Prot. en Kath. werd hij aangevallen. Protestanten verwijten hem, dat hij Katholiek is, Katholieken als Kiefl. Schroeteler, Faszbender, dat hij nog steeds in het Prot. subjectivisme gevangen zit en aan den godsdienst te uitsluitend pragmatische waarde hecht. Zijn overtuigingsmoed valt te bewonderen, en van zijn geschriften kan iedereen leeren.
Voorn. werken: Jugendlehre (1904); Lebenskunde (1904); Schule und Charakter (1907); Sexualethik und Sexualpädagogik (1907); Christentum und Klassenkampf (1908) ; Lebensführung (1909) ; Staatsbürgerliche Erziehung (1910); Autorität und Freiheit (1910) ; Schuld und Sühne (1911); Strafe und Erziehung (1913); Christus und das menschliche Leben (1922); Jugendseele, Jugendbewegung, Jugendziel (1923); Religion und Charakterbildung (1925); bijna alle zijn in het Ned. vertaald. — L i t.: Lex. der Pädagogik der Gegenwart (I); De Hovre, Paedag. wijsbegeerte; Rombouts, Hist. Ped. (II).
Rombouts.
3° Wendelin, Duitsch philoloog; * 1844 te Wildschütz (Bohemen), ✝ 1915 te Bonn; prof. te Weenen in 1874, te Praag in 1875, en in 1876 te Bonn als opvolger van Fr. Diez. F. stichtte de serie-uitgaven der Altfranzösische Bibliothek en der Romanische Bibliothek.
Voorn. werken: Dialogues Grégoire (1876) ; Schicksale des lateinischen o im Französischen (1878); Bestimmung der lat. Quantität aus dem Rom. (1878); de critische uitgaven der werken van Chrétien de Troyes: Cligés (1884), Ivain (1887), Lancelot (1889) ; Erec (1890), Wilhelm von England (1899) ; vsch. tekstuitg van denzelfden Fr. dichter en met medewerking van Hermann Breuer : Christian von Troyes, Wörterb. zu seinen sämtl. Werken (1914).
Weerenbeck.