Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Eilhart von Oberg,

betekenis & definitie

uit een ministerialengeslacht van Oberg ten W. van Brunswijk, ten N.-O. van Hildesheim, uit oorkonden bekend tusschen 1189 (waar hij nog met zijn vader optreedt) en 1207, dan nog na 1209, vóór 1227. Hij bewerkte in het Hiddelduitsch een Tristrant-roman, waarvan slechts 1 000 verzen fragmentarisch bewaard zijn; daarvan bestaat een dertiende-eeuwsche omwerking, die slechts in latere handschriften voorkomt.

Zijn nog onbeholpen verstechniek is wel de voornaamste oorzaak geweest, waarom men hem vóór Veldeke heeft willen plaatsen; dan zou de dichter een andere zijn dan de Eilhart uit de oorkonden, dan zou zijn beteekenis als vóórhoofsch dichter ook groot zijn. Dat hij echter na Veldeke’s Eneïde komt, mag ondanks tegenspraak wel als zeker beschouwd worden.

Zijn gedicht werd ten gronde gelegd aan den prozaroman, Tristan und Isalde (1484). Ook in een Tsjechische compilatie komen stukken van E.’s werk voor.Uitg. door Fr. Liechtenstein (1877) en K. Wagner (1924). Voor het probleem E.-Veldeke: Van Dam, Zur Vorgeschichte des höfischen Epos (1923); Daartegen: Van Mierlo, Veldeke’s onafhankelijkheid gehandhaafd, in: Versl. en Meded. der k. VI. Academie (1928, 1932).

V. Mierlo.

< >